De Accountantskamer heeft een AA een tijdelijke doorhaling van twee weken opgelegd. De accountant werkte zich flink in de nesten nadat er een conflict ontstond tussen een zoon en zijn vader, die samen met nog twee andere zoons een melkveebedrijf bestierden via een maatschap.
De AA was accountant van de maatschap, maar nam volgens de Accountantskamer niet de vereiste objectiviteit en onpartijdigheid in acht, omdat hij alleen de belangen van de vader en de andere zoons behartigde. Ook handelde hij onzorgvuldig en niet integer, oordeelt de tuchtrechter. In haar oordeel betrekt de Accountantskamer dat de AA in strijd met drie fundamentele beginselen heeft gehandeld en dat hij op de zitting geen blijk heeft gegeven van inzicht in deze beginselen en de bedreigingen daarvan. Ook gaf hij geen blijk van een besef dat die fundamentele beginselen leidend moeten zijn voor de uitoefening van zijn beroep.
Uitspraak: 19-957 AA
Geen rekening met tegengestelde belangen
De AA hield na het ontstaan van het conflict geen rekening met de tegengestelde belangen van de zoon enerzijds en de vader en andere zoons anderzijds. Daarmee was naar het oordeel van de Accountantskamer sprake van een mogelijke bedreiging voor het zich houden aan het fundamentele beginsel van objectiviteit vanwege mogelijke belangenverstrengeling. De AA had in zijn hoedanigheid van accountant van de maatschap die bedreiging moeten identificeren en de bedreiging, zijn beoordeling, de toegepaste maatregel en zijn conclusie moeten vastleggen.
Op de zitting bevestigde de AA desgevraagd ook zelf dat hij die bedreiging niet had onderkend en dat hij evenmin de op grond van de VGBA vereiste afwegingen heeft gemaakt. Daarmee heeft hij artikel 21 VGBA niet nageleefd, spreekt de tuchtrechter uit. Ook heeft hij daarmee het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid (artikel 2 onder d VGBA) geschonden.
Uittreding maatschap niet geverifieerd
Verder had hij bij het samenstellen van de jaarrekening 2016 aanleiding moeten zien om te verifiëren of de zoon daadwerkelijk per 1 januari 2016 uit de maatschap was getreden. De AA was namelijk op de hoogte van een discussie over het moment van uittreden, waardoor hij niet zonder meer kon uitgaan van de door vader niet onderbouwde mededeling dat de zoon de maatschap per 1 januari 2016 had verlaten. De AA stelde weliswaar dat hij op 25 april 2018 met de zoon heeft gesproken over uittreding per deze datum en dat de zoon daarmee akkoord was, maar dit gesprek heeft pas plaatsgevonden ná samenstelling van de jaarrekening. De AA heeft bovendien de inhoud van het gesprek niet vastgelegd. Dit klemt te meer nu de zoon heeft weersproken dat hij heeft ingestemd met uittreding per 1 januari 2016, spreekt de Accountantskamer uit. Volgens de zoon is alleen gesproken over uittreding per 1 januari 2017, wat ook uit de overgelegde stukken naar voren komt.
Omdat de AA niet heeft geverifieerd of de zoon daadwerkelijk per 1 januari 2016 uit de maatschap was getreden, heeft hij in strijd met het bepaalde in paragraaf 32 van Standaard 4410 van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NV COS) gehandeld. Hij heeft hierdoor ook de fundamentele beginselen van objectiviteit (artikel 2 onder c VGBA) en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid (artikel 2 onder d VGBA) geschonden.
Materiele onjuistheid in jaarrekening
De Accountantskamer stelt ook vast dat de jaarrekening 2016 informatie bevat die materieel onjuist is, omdat daarin is opgenomen dat de zoon de maatschap per 1 januari 2016 heeft verlaten. Toen de AA – naar eigen zeggen – in mei 2018 bekend raakte met deze onjuistheid, lag het naar het oordeel van de Accountantskamer op zijn weg om een maatregel te nemen die was gericht op het wegnemen van deze onjuistheid. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 9 VGBA. De AA had dan ook een verklaring aan de beoogde gebruikers van de jaarrekening moeten sturen, waarin staat dat in de jaarrekening is uitgegaan van de veronderstelling dat de zoon uit de maatschap was getreden, maar dat is gebleken dat daarover discussie bestaat tussen de maten. Omdat de AA deze verklaring niet heeft verstuurd en hij ook geen enkele andere maatregel heeft getroffen om de onjuistheid weg te nemen, is tevens sprake van schending van het fundamentele beginsel van integriteit (artikel 2 onder b VGBA).
Vermogenspositie
Ook toen vader hem verzocht om in het kader van de uittreding van de zoon een benadering van de vermogenspositie van de zoon te geven, had hij daarin een bedreiging moeten zien voor het zich houden aan het fundamentele beginsel van objectiviteit. Op dat moment was hij immers als accountant van de maatschap ook de accountant van de zoon. De AA had zich moeten afvragen of hij de opdracht tot het opstellen van een waardering ten behoeve van vader, waarbij hij het belang van vader behartigde, kon aanvaarden naast zijn positie als accountant van de maatschap. Op de zitting bevestigde de AA een dergelijke afweging niet te hebben gemaakt, wat een schending van artikel 21 VGBA oplevert. Ook heeft hij daarmee het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid (artikel 2 onder d VGBA) geschonden, oordeelt de tuchtrechter.
Strijdigheid met Standaard 5500N
De Accountantskamer overweegt verder dat Standaard 5500N van de NV COS (Transactiegerelateerde adviesdiensten) van toepassing is op de berekening van de vermogenspositie van de zoon. Op grond van deze Standaard dient de opdracht schriftelijk te worden vastgelegd (paragraaf 18), waarbij – onder meer – het doel van de opdracht, de aard en de omvang van de adviesdienst en de afspraken met betrekking tot de verspreiding van het rapport moeten worden vermeld (paragraaf 19). Deze punten moeten ook in het uitgebrachte rapport worden opgenomen (paragraaf 28). De Accountantskamer stelt vast dat vader een mondelinge opdracht aan de AA heeft gegeven voor deze berekening en dat de AA deze opdracht niet schriftelijk heeft bevestigd. Daarnaast heeft de accountant het doel van de berekening niet opgenomen in een e-mail en heeft hij ook niets vermeld over de verspreiding van deze berekening. De AA heeft hierdoor in strijd met de hiervoor genoemde paragrafen van Standaard 5500N gehandeld, waardoor sprake is van schending van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid (artikel 2 onder d VGBA).
Doel van berekening niet vermeld
De AA had ook het doel van de berekening duidelijk moeten vermelden, omdat hij wist dat er een civiele procedure tussen de zoon en de overige maten van de maatschap aanhangig was. Hierdoor had hij er rekening mee moeten houden dat vader deze berekening in die procedure zou inbrengen. Ook had de AA om deze reden duidelijk moeten vermelden wat hij bedoelde met het gestelde voorbehoud van vader ten aanzien van de stille reserves en dat daarover nog discussie bestond tussen klager en vader. In dat kader had het op zijn weg gelegen de zoon op de hoogte te stellen van de opdracht en de zoon de gelegenheid te geven om te reageren, vindt de Accountantskamer. Ook dat leidt tot de conclusie dat sprake is van schending van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid (artikel 2 onder d VGBA).
Objectiviteit
Daarnaast heeft de AA naar het oordeel van de Accountantskamer ook het fundamentele beginsel van objectiviteit (artikel 2 onder c VGBA) geschonden. Hiervoor is redengevend dat voldoende aannemelijk is dat de AA bij het opstellen van de berekening hoofdzakelijk oog heeft gehad voor de belangen van vader. Zonder dat daarvoor vanuit een oogpunt van objectiviteit gerechtvaardigde aanknopingspunten bestonden, is hij uitgegaan van grond in verpachte staat en van een voorbehoud van vader ten aanzien van de stille reserves, wat in deze berekening leidde tot een lagere vermogenspositie van de zoon. De AA heeft zich daarmee ongepast laten beïnvloeden, wat in strijd is met artikel 11 VGBA.
Geef een reactie