Rabobank mocht de bankrelatie met de exploitant van coffeeshops The Game en The Future in Delft opzeggen omdat het cliëntenonderzoek door een gebrek aan transparantie niet kon worden voltooid, heeft de rechtbank Amsterdam in kort geding geoordeeld. Verklaringen van de accountant gaven volgens de rechter onvoldoende inzicht in de herkomst van contante stortingen, die grotendeels werden gedaan in coupures van € 500,00.
Uitspraak: ECLI:NL:RBAMS:2021:241
Burgemeester Van Bijsterveldt van Delft sloot de coffeeshops in 2018 en 2019 tweemaal na een reeks geweldsincidenten. In de periode van 6 december 2018 tot en met 8 februari 2019 werd in totaal een bedrag van € 83.684,23 aan contanten gestort op een privé-bankrekening van de exploitant en vervolgens doorgestort naar diverse zakelijke rekeningen.
Rabobank stelt vragen
Rabobank stelde in een e-mail op 10 september 2019 aan de coffeeshopexploitant (die ook nog enkele andere ondernemingen runt) onder meer vragen over de herkomst van de contante stortingen, die voornamelijk in coupures van € 500,00 waren gedaan. Bij e-mail van 12 september 2019 verzocht Rabobank aanvullend om de verklaringen die de exploitant had gegeven in antwoord op de vragen van Rabobank zoveel mogelijk te voorzien van documentatie.
Mail accountant
In een e-mail op 18 september 2019 liet de accountant van de exploitant aan Rabobank weten dat zijn client door de tijdelijke sluiting van de twee coffeeshops in de financiële problemen was geraakt. Daarom zouden privébezittingen zijn verkocht en de opbrengsten daarvan in de onderneming zijn gebracht en leningen zijn aangegaan. De accountant schreef onder anderen:
Op de rekeningen zijn bijschrijvingen geweest inzake de verkoop van twee auto’s, alsmede de ontvangst van enkele geldleningen.
(…)
De contante stortingen komen vanuit contant spaargeld van de heer [eiser 1] en de verkoop van sieraden, horloges, de aanbetaling op één van de twee auto’s en de verkoop van meubilair en apparatuur (…). Het is zeer goed mogelijk dat er briefjes van € 500 aanwezig waren in de stortingen. Immers spaarde de heer [eiser 1] al ca. 15-20 jaar.
Rabobank zegt bankrelatie op
Rabobank vroeg daarna meerdere keren in e-mails om documentatie met betrekking tot de contante stortingen. In een e-mail op 11 november 2019 werd meegedeeld dat Rabobank de klantrelatie zou gaan heroverwegen als er geen onderbouwende documentatie zou worden aangeleverd. De accountant zette daarop in een e-mail wederom uiteen waar de contante stortingen vandaan kwamen, maar daarbij werd geen documentatie aangeleverd. Bij brief van 19 juni 2020 zegde Rabobank daarop de bancaire relatie, bestaande uit 11 bankrekeningen, met de ondernemer op, met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. De bank voerde als reden aan dat er geen passende en geloofwaardige verklaringen waren gegeven voor de stortingen. ‘Gevolg is dat wij niet kunnen uitsluiten dat er sprake is van witwassen, waardoor wij als bank zijnde een aanzienlijk en onaanvaardbaar risico lopen op reputatieschade en financiële schade.’ Via de advocaat van de exploitant werd vervolgens nog een laatste kans gegeven om met onderbouwde antwoorden op een aantal vragen te komen. De advocaat leverde antwoorden met stukken, maar Rabobank zag daarin geen reden om terug te komen op de beslissing de bankrelatie te beëindigen.
Rechtszaak: ‘bankrelatie op oneigenlijke gronden beëindigd’
De ondernemer spande een kort geding aan over de opzegging en voerde bij de voorzieningenrechter aan dat Rabobank de bankrelatie op oneigenlijke gronden had beëindigd. Ter onderbouwing stelde de ondernemer dat het er alle schijn van had dat de Rabobank bij de opzegging vooral zou meewegen dat hij twee coffeeshops exploiteert. Daarnaast voerde de ondernemer aan dat de contante stortingen in een korte periode hadden plaatsgevonden, op het moment dat hij in een noodsituatie verkeerde vanwege de sluiting van de twee coffeeshops. De ondernemer handelde naar eigen zeggen volledig te goeder trouw en deed wat hij heeft gedaan – waardevolle persoonlijke bezittingen verkocht en geld geleend bij bekenden – uitsluitend om zijn ondernemingen te redden.
Inmiddels was hij beter op de hoogte van de verplichtingen van de Rabobank en begreep hij waarom de bank vragen had gesteld over de contante stortingen, vertelde de ondernemer aan de rechter. Hij had de vragen daarom beantwoord en de contante stortingen en privéverkopen zo goed mogelijk met stukken onderbouwd. Het belang van Rabobank zich te beschermen tegen het risico op integriteits- en reputatieschade weegt niettemin minder zwaar dan het belang van de ondernemer bij voortzetting van de bankrelatie, voerde hij aan, met name bij de ondernemingen die zonder bankrekeningen niet kunnen voortbestaan.
Rabobank: cliëntenonderzoek niet kunnen voltooien
De Rabobank voerde bij de voorzieningenrechter aan dat de bankrelatie moest worden beëindigd op grond van artikel 5 lid 3 Wwft, omdat het cliëntenonderzoek niet kon worden voltooid. Rabobank is verplicht een cliëntenonderzoek te verrichten en het onderzoek naar de coffeeshopexploitant was volgens de bamk intensief vanwege de volgende vier ‘red flags’:
- het hoge bedrag aan contante stortingen;
- de grote hoeveelheid ongebruikelijke coupures van € 500,00;
- het gegeven dat eisers actief zijn in de coffeeshopbranche;
- de sluiting van de coffeeshops op last van de burgemeester.
De ondernemer had volgens Rabobank onvoldoende onderbouwde verklaringen gegeven, eerst door de accountant en na de opzeggingsbrief door de advocaat. De ondernemer zou sieraden, horloges, auto’s en Bitcoins hebben verkocht en bedragen hebben ontvangen uit het onderverhuren van zijn huurappartement op Ibiza, maar onderliggende documentatie werd niet aangeleverd. De ondernemer had voor het eerst onderliggende documenten aangeleverd op 1 september 2020, nadat Rabobank daarvoor nog een laatste kans had gegeven. Met wat alsnog was aangeleverd kon Rabobank naar eigen zeggen echter nog steeds niet naar tevredenheid het cliëntenonderzoek afronden. Doordat de herkomst van de op de privé-bankrekening van de ondernemer gestorte gelden niet met documenten was onderbouwd bestaat het risico dat sprake is van (schuld)witwassen en dat kan en mag Rabobank niet tolereren, voerde de bank aan.
Rechtbank: onvoldoende inzicht in herkomst
Van de voorzieningenrechter hoeft Rabobank de rekeningen van de Delftse ondernemer echter niet aan te houden. Het is volgens de rechtbank niet aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Rabobank in de gegeven omstandigheden van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik heeft gemaakt. De voorzieningenrechter is met Rabobank van oordeel dat de ondernemer met de verklaringen van de accountant en de (uiteindelijk) toegestuurde documenten onvoldoende inzicht in de herkomst van de gestorte gelden heeft gegeven. Daardoor is niet vast te stellen dat de gestorte bedragen uit een legale bron zijn verkregen en bestaat het risico dat er sprake is van (schuld)witwassen.
Daarbij wordt overwogen:
‘Volgens eisers zouden de contante gelden onder andere uit de verkoop van een Range Rover, een Rolex, sieraden van de echtgenote van [eiser 1] en Bitcoin minors zijn verkregen. Documentatie, zoals een koopovereenkomst of kwitanties omtrent deze transacties, ontbreekt echter en eisers hebben niet duidelijk gemaakt waarom deze transacties niet giraal plaats hebben gevonden. Verder draagt de omstandigheid dat de kopers van de door [eiser 1] verkochte eigendommen kennelijk anoniem wensen te blijven, niet bij aan de benodigde transparantie.
Een andere storting van contante gelden houdt volgens eisers verband met de onderverhuur van een appartement op Ibiza. Ook voor deze stelling ontbreekt de onderbouwing. [eiser 1] heeft wel stukken overgelegd die zijn eigen huurrelatie onderbouwen, maar heeft geen stukken laten zien die betrekking hebben op de door hem gestelde onderhuur. Door over de onderhuur uitsluitend te verklaren dat een lokale barman de woning voor hem onderverhuurde, is onduidelijk gebleven aan wie en voor welke prijs dat gebeurde. Ook hebben eisers er geen verklaring voor gegeven dat de onderhuurders de onderhuur van soms € 3.000,00 per week contant zouden hebben betaald.
Verder maakt de omstandigheid dat de contante stortingen grotendeels zijn gedaan in hoge coupures van € 500,00 de stortingen, zoals Rabobank terecht stelt, extra verdacht, nu dergelijke coupures ongebruikelijk zijn in het reguliere betalingsverkeer, maar wel vaak gebruikt worden in het criminele circuit. Dat de contante gelden, zoals eisers hebben gesteld, zijn terug te vinden in de belastingaangifte maakt dat alles niet anders. Dit zegt immers niets over de herkomst van de gelden.
Op voornoemde onderdelen hebben eisers niet aangetoond van wie zij de gelden uit verkoop en onderverhuur hebben ontvangen en wat de herkomst van die gelden is. Dat is wel nodig om het risico op witwassen uit te sluiten. Dat eisers dat niet kunnen aantonen door de wijze waarop zij de transacties hebben uitgevoerd (bijvoorbeeld het verkopen van de Range Rover via marktplaats.nl) en omdat de kopers anoniem willen blijven, komt voor hun eigen risico, maar is ook weinig vertrouwenwekkend.
Daar komt nog bij dat, in tegenstelling tot wat eisers betogen, niet kan worden gezegd dat slechts nog op onderschikte onderdelen informatie ontbreekt. Alle hiervoor besproken transacties roepen serieuze vragen op. In dit verband is nog van belang dat Rabobank ter onderbouwing van haar opzegging een niet limitatieve opsomming van ontbrekende informatie heeft gegeven en er dus voor Rabobank kennelijk nog meer onduidelijkheden bestaan dan hier zijn besproken. Het had op de weg van eisers gelegen om met stukken onderbouwd alle onduidelijkheden bij Rabobank weg te nemen, maar zij zijn daar niet in geslaagd. Rabobank heeft eisers daarvoor wel ruimschoots de tijd gegeven.
Al met al is voldoende aannemelijk dat Rabobank haar cliëntenonderzoek door een gebrek aan transparantie bij eisers niet heeft kunnen voltooien en op grond van artikel 5 lid 3 Wwft terecht is overgaan tot beëindiging van de bankrelatie met eisers. De vordering tot voortzetting van de bankrelatie is dan ook niet toewijsbaar.’
G Timmerman zegt
Wat ik me afvraag als ik dit lees: Heb ik hier te maken met een anticiperende accountant? Pas het hier vertoonde gedrag niet beter in de beroepsuitoefening van een advocaat?