Geen cliëntenonderzoek doen naar klanten kan bedrijven die onder de Wwft soms duur komen te staan. Een autoverhuurder kan waarschijnlijk fluiten naar een Audi SQ7 (fiscale waarde ongeveer €168.000) die aan een klant werd geleased die van een misdrijf wordt verdacht.
Justitie hoeft het beslag dat werd gelegd op de Audi niet op te heffen, heeft de rechtbank Oost-Brabant bepaald. Door zich niet op de hoogte te stellen van de wijze waarop de klant (die momenteel in een penitentiaire inrichting verblijft) een aanbetaling van € 84.102,90 deed stelde het bedrijf zich bloot aan de reële mogelijkheid dat zij de meldplicht voor ongebruikelijke transacties niet naleeft.
Uitspraak: ECLI:NL:RBOBR:2021:410
Huurovereenkomst Audi SQ7
Het bedrijf dat over de beslaglegging had geklaagd houdt zich (onder meer) bezig met het verhuren (al dan niet in de juridische vorm van huurkoop) van auto’s, met name in het duurdere prijssegment. Medio 2019 werd met betrekking tot de lease van auto’s een mantelovereenkomst gesloten tussen het bedrijf en de BV van de klant. Tussen de BV en de verhuurder werd vervolgens ook een huurovereenkomst gesloten voor een personenauto, met een looptijd van 36 maanden. In 2020 – ongeveer een jaar en dus ruimschoots vóór het einde van de looptijd van deze eerste huurovereenkomst – liet de klant aan een autodealer weten de Audi SQ7 te willen leasen, waarbij zijn voorgaande auto zou worden ingeruild. De dealer benaderde vervolgens de verhuurder voor het tot stand brengen van een huurovereenkomst tussen de klant en de verhuurder. De verhuurder betaalde het te financieren bedrag aan de dealer. De klant deed vervolgens bij de dealer een aanbetaling van € 84.102,90 ten behoeve van de verhuurder. Die verhuurder is er niet bekend mee hoe de klant de aanbetaling heeft verricht, of er al dan niet sprake is geweest van contante betaling. Bij het sluiten van de huurovereenkomst was geen (rechtstreeks) contact tussen de verhuurder en de klant.
Bezwaar tegen beslaglegging
Justitie legde op een bepaald moment beslag op de Audi op grond van artikel 94a, eerste lid, Sv. Op basis van dat artikel kunnen, in geval van verdenking van een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, voorwerpen inbeslaggenomen worden tot bewaring van het recht tot verhaal voor een ter zake van dat misdrijf op te leggen geldboete. De verhuurder maakte daarop als eigenaar van de Audi bezwaar tegen de beslaglegging. Bij de beoordeling kijkt de rechtbank onder andere naar de Wwft, aangezien de verhuurder is aan te merken als een instelling als in de Wwft bedoeld. Het bedrijf kan daarom bekend worden verondersteld met het bepaalde bij en krachtens de Wwft, spreekt de rechter uit.
Cliëntenonderzoek Wwft
In artikel 3 van de Wwft is het cliëntenonderzoek geregeld. De rechtbank acht gelet op de inhoud van dit artikel het een reële mogelijkheid dat de verhuurder bij het aangaan van de huurovereenkomst met betrekking tot de auto had dienen over te gaan tot het verrichten van cliëntenonderzoek naar de BV. Uit de stelling van de verhuurder dat zij bij het sluiten van deze huurovereenkomst geen contact heeft gehad met de BV leidt de rechtbank echter af dat de verhuurder met betrekking tot de huurovereenkomst rond het sluiten ervan geen cliëntenonderzoek heeft verricht. De rechtbank beschikt ook niet over aanwijzingen dat nadien alsnog cliëntenonderzoek heeft plaatsgevonden. Bovendien stelt de verhuurder zich door zich niet op de hoogte te stellen van de wijze waarop de aanbetaling ten behoeve van de verhuurder is verricht (contant of anderszins) bloot aan de reële mogelijkheid dat zij de in artikel 16, eerste lid, van de Wwft neergelegde meldplicht voor ongebruikelijke transacties niet naleeft.
De reële kans dat een of meer bepalingen van de Wwft door de verhuurder niet zijn nageleefd acht de rechtbank, ook tegen de achtergrond van de doelstellingen van de Wwft, een concrete aanwijzing dat zich in dit geval een situatie voordoet als bedoeld in artikel 94a, vierde lid, Sv.
Gelet op het voorgaande, bijeengenomen, is de rechtbank van oordeel dat zich in dit geval de situatie als bedoeld in artikel 94a, vierde lid, Sv voordoet.
Het beklag over het beslag wordt daarom ongegrond verklaard.
Geef een reactie