Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) handhaaft in hoger beroep de maatregelen die de Accountantskamer in 2019 oplegde aan twee KPMG-accountants die verantwoordelijk waren voor de controle van de jaarrekening 2011 van Imtech (controlerende accountants) en aan een collega die bij de controle de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelaar (OKB-er) was.
Installatiebedrijf Imtech ging in 2015 failliet na miljardenfraude. Zo moesten wegens malversaties rondom een pretpark in Polen honderden miljoenen worden afgeschreven. De curatoren van Imtech richten hun pijlen sindsdien onder meer op de accountants van KPMG. Hen wordt verweten ernstig te kort te zijn geschoten. Schuldeisers hopen nog altijd iets van hun verdwenen 1,5 miljard euro terug te zien. In 2019 werden doorhalingen en een berisping aan drie KPMG’ers opgelegd, begin dit jaar veroordeelde de Accountantskamer opnieuw twee accountants van KPMG. In de zaak waarin in 2019 uitspraak werd gedaan gingen zowel de curatoren als de accountants bij het CBb in hoger beroep.
De controlerende accountants
De eerste uitspraak van het CBb gaat over de tuchtklacht tegen de opdrachtpartner en de engagement partner van KPMG, die de controle (met een team) uitvoerden. De klacht bestaat uit een groot aantal onderdelen en verwijten. De accountants zijn het er niet mee eens dat de Accountantskamer een aantal klachtonderdelen gegrond heeft verklaard. De curatoren keren zich tegen de beslissing van de Accountantskamer om enkele klachtonderdelen ongegrond te verklaren of niet in behandeling te nemen.
In afwijking van de beslissing van de Accountantskamer verklaart het CBb vier verwijten alsnog ongegrond. Het gaat om het verwerven van inzicht in het risico-systeem van complexe projecten van Imtech en de reactie op signalen van mogelijke problemen als eventuele aanwijzingen van fraude. Op deze onderdelen van de controle gingen de accountants wel degelijk zorgvuldig te werk, waren zij kritisch genoeg bij het beoordelen van het werk van hun collega’s en gaven zij voldoende opvolging aan signalen van mogelijke problemen.
De curatoren krijgen op twee punten gelijk. De accountants evalueerden op drie onderdelen onvoldoende of zij voldoende en geschikte controle-informatie hadden gekregen. Dit ziet onder andere op de bevindingen van de accountant van Imtech in Duitsland over geconstateerde gebreken in de interne beheersing van bepaalde risico’s en ‘oude debiteuren’. Ook ontbrak op basis van het uitgevoerde werk een voldoende deugdelijke grondslag om een goedkeurende controleverklaring af te geven. De Accountantskamer trok die conclusie ten onrechte niet, oordeelt het CBb.
De Accountantskamer legde de KPMG’ers de maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving in de accountantsregisters op: drie maanden voor de opdrachtpartner en één maand voor de engagement partner. Hoewel een deel van de klachten alsnog ongegrond is verklaard, vindt het CBb de schendingen van de gedrags- en beroepsregels die overblijven, samen met de alsnog gegrond verklaarde verwijten ernstig genoeg om deze maatregelen te handhaven. Het CBb rekent de accountants met name aan dat zij op cruciale momenten niet handelden zoals van hen mag worden verwacht. Ook weegt mee dat door het veronachtzamen van hun taak bij de jaarrekening een goedkeurende verklaring is afgegeven, terwijl daarvoor onvoldoende deugdelijke grondslag bestond.
De OKB-er
De tweede uitspraak gaat over de beslissing van de Accountantskamer, waarin de tuchtklacht tegen de OKB-er op een aantal onderdelen gegrond en voor de rest ongegrond is verklaard. Bij het CBb zijn de ongegrond verklaarde klachtonderdelen niet aan de orde.
In het hoger beroep van de OKB-er verklaart het CBb twee verwijten alsnog ongegrond. Het gaat om de beoordeling van de controlestappen wat betreft het verwijt inzake de goodwill impairment en de toetsing van het controledossier op het significante frauderisico. Op die onderdelen hoefde de OKB-er niet meer te doen dan hij heeft gedaan, omdat hij had gezien dat de controlerende accountants voldoende opvolging hadden gegeven aan een mogelijk probleem.
De curatoren krijgen op één onderdeel gelijk. Dit ziet op de beoordeling van de controlestappen wat betreft het verwijt inzake ‘oude Duitse debiteuren’. De Accountantskamer heeft dit verwijt ten onrechte niet besproken en het CBb verklaart dit onderdeel alsnog gegrond. De OKB-er had er bij de controlerende accountants op moeten aandringen dat zij alsnog de informatie kregen van een accountant van een groepsonderdeel waar zij om hadden gevraagd. De OKB-er had geen genoegen mogen nemen met een door de controlerende opdrachtpartner zelf gemaakt overzicht.
De Accountantskamer legde de OKB-er de maatregel van berisping op. Hoewel één klachtonderdeel om een andere reden gegrond blijft en een ander klachtonderdeel alsnog gegrond is, handhaaft het CBb deze maatregel. Het was juist de taak van de OKB-er om bij de controlerende accountants aan de orde te stellen dat opvolging van mogelijke problemen niet uit kon blijven en om te wijzen op discrepanties in de rapportage aan het centrale management van Imtech. Door dat op belangrijke punten niet te doen, is de OKB-er tekortgeschoten in zijn objectieve evaluatie van de conclusies van de controlerende accountants. Het CBb rekent de OKB-er ook aan dat door een gebrek aan documentatie van zijn werkzaamheden achteraf niet meer valt te toetsen of hij aan alle eisen van de kwaliteitscontrole heeft voldaan.
Geef een reactie