Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft zijn nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Wet minimum CO2-prijs industrie naar de Tweede Kamer gestuurd. Hij gaat daarin onder meer in op het doel van beprijzing en het vaststellen van de juiste prijs.
De regering wil vooropstellen dat het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS) ervoor zorgt dat er een prijs geldt voor de uitstoot van broeikasgasemissies van de industrie. Het onderhavige wetsvoorstel zorgt ervoor dat er zekerheid bestaat over de minimumprijs voor Nederlandse industriële bedrijven.
Prijs voor milieuschade
Het kabinet is voorstander van een prijs voor milieuschade. Dit zorgt ervoor dat (in dit geval) industriële bedrijven hun impact op het klimaat meer gaan meewegen in hun activiteiten en investeringen. De vervuiler betaalt dan. Wanneer er niet of onvoldoende voor negatieve externe klimaateffecten wordt betaald, dan maakt dat primaire niet-hernieuwbare grondstoffen relatief aantrekkelijk. Dit kan het gebruik van duurzame alternatieven minder rendabel maken. Onderzoek toont daarbij aan dat abrupte hoge en snelle CO2-prijsstijgingen daarbij verstorende effecten kunnen hebben op het financiële systeem, vooral wanneer bedrijven er niet in slagen hun uitstoot te verminderen. Het beprijzen van broeikasgasemissies kan het risico op zulke prijsschokken en de mogelijke financiële stabiliteitsgevolgen dan ook verminderen.
Transitierisico’s
Financiële instellingen spelen een belangrijke rol in de transitie naar een duurzame economie, waaronder de energietransitie van de industrie. Dit vraagt onder meer om een goede beheersing van transitierisico’s. Dat zijn risico’s voor financiële ondernemingen van direct of indirect verlies en schade in de overgang naar een duurzame economie. Deze risico’s kunnen voortvloeien uit een relatief abrupte invoering van duurzaamheidsbeleid, door technologische vooruitgang of door veranderingen in marktsentiment en marktvoorkeuren. De regering zet zich in voor de voldoende beheersing van aan duurzaamheid gerelateerde financiële risico’s. Dit doet de regering onder andere door tijdig klimaatdoelen te stellen en bijbehorend beleid te introduceren.
CO2-prijs
Er is geen sprake van consensus in de wetenschap over de minimaal benodigde CO2-prijs om in lijn te blijven met het Parijs-akkoord. Dit komt omdat de CO2-prijs vaak een resultante is van een klimaat- en economisch-model waarbij scenario’s worden gemaakt van de beleidsmix die overheden wereldwijd inzetten om de wereldwijde klimaatambities te realiseren. De vele aannames die hierbij worden gemaakt, maken dat de resulterende CO2-prijzen sterk verschillen. In Nederland hebben het Centraal Planbureau (CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in het verleden een dergelijke scenario-studie uitgevoerd. Daarbij kwamen zij in “scenario laag” (gemiddelde mondiale temperatuurstijging 3,5 tot 4 graden) uit op een CO2-prijs van € 15 in 2030 en € 40 in 2050. In “scenario hoog” (gemiddelde mondiale temperatuurstijging 2,5 tot 3 graden) kwam de CO2-prijs uit op € 40 in 2030 en € 160 in 2050.
Hogere doelen
De regering heeft in het coalitieakkoord afgesproken om de emissiereductiedoelstelling voor de industrie met 5-6 megaton koolstofdioxide-equivalent (Mton) te verhogen. Dit komt boven op de eerder gestelde emissiereductiedoelstelling van 14,3 Mton. In de doorrekening in de voorlopige Klimaat- en Energieverkenning (KEV) wordt de verhoogde emissiereductiedoelstelling nog niet gehaald. In de voorlopige KEV is echter alleen uitgegaan van bestaande en voorgenomen klimaatmaatregelen per mei 2022. Veel maatregelen uit het klimaatbeleidsprogramma, zijn daarin niet meegenomen. Dit geldt ook voor de industrie. De regering is nu in afwachting van de doorrekening van PBL van de effecten van het geagendeerde beleid. Vooruitlopend daarop heeft de regering het IBO Klimaat ingesteld om de mogelijkheden voor verdergaande maatregelen per sector en overkoepelend te verkennen.
Per 1/1/2023
De regering heeft ervoor gekozen om de hoogte van de minimum CO2-prijs industrie gelijk te stellen aan de hoogte van de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking. Hiervoor is gekozen omdat de regering eraan hecht de minimumprijs per 1 januari 2023 in te voeren, in overeenstemming met het coalitieakkoord. Met deze invoeringstermijn is het echter niet mogelijk tijdig een gedegen studie uit te voeren naar de gewenste hoogte van de minimumprijs. Op langere termijn (vanaf 2024) zal het effect worden beoordeeld aan de hand van de evaluatie.
Geef een reactie