
Een ondernemer met een bedrijf in voorgefabriceerde recreatiewoningen verkocht 85% van zijn aandelen aan twee kopers. Die dachten met een winstgevend bedrijf te maken te hebben, op basis van de cijfers die door het administratiekantoor van de verkoper waren geleverd. Niets bleek minder waar.
Na de deal in januari 2021 kwamen de kopers er achter dat het bedrijf er veel slechter voor stond dan gedacht. Zo slecht zelfs dat er in april een faillissement volgde. Er bleken diverse inkoopfacturen niet te zijn verwerkt in de (tussentijdse) cijfers van het bedrijf. De voormalige dga van het bedrijf in recreatiewoningen werd begin vorig jaar door de rechtbank veroordeeld tot betaling van de schade ter hoogte van € 827.474,40. De rechtbank concludeerde dat de man onrechtmatig had gehandeld door opzettelijk informatie te verzwijgen en onjuiste informatie te verstrekken aan de kopers, met het oogpunt zichzelf daarmee te bevoordelen. Daarbij was sprake van bedrog en misleiding, oordeelde de rechtbank.
Administratiekantoor
De kopers stappen opnieuw naar de rechter. Dit keer om het administratiekantoor van de verkoper en de twee maten die via een maatschap het kantoor drijven verantwoordelijk te stellen. Het administratiekantoor had ten behoeve van de verkoop onder meer een rapport met tussentijdse cijfers opgesteld. Het rapport maakte onder meer melding van een omzet van € 1.379.012,00, een bedrijfsresultaat van € 134.098,00 en een eigen vermogen van € 181.381,00. Na de verkoop, op 9 februari 2021 ontvingen de kopers echter de door het administratiekantoor opgestelde conceptjaarrekening 2020. Uit deze cijfers bleek dat de BV niet winstgevend was, zoals vóór de transactie uit de cijfers bleek, maar verlieslijdend. Er was geen sprake van een bedrijfsresultaat 2020 van € 134.089,00, maar van -/- € 103.054,00.
Bij de rechtbank Gelderland leggen de kopers aan hun vorderingen ten grondslag dat zij voorafgaand aan de koop van de aandelen foutief zijn geïnformeerd over de financiële stand van zaken van de verkochte BV. Er is een winstgevende onderneming aan haar gepresenteerd, maar zij heeft een verlieslijdende onderneming gekocht. De kopers betogen dat ze zijn misleid door de verkoper en dat zij sterk vermoedt dat het administratiekantoor de verkoper hierbij heeft geholpen. Volgens de kopers heeft het administratiekantoor haar zorgplicht en de toepasselijke beroepsnormen jegens hen als kopers geschonden. Hierdoor zijn tussentijdse cijfers opgesteld die onvolledig en onjuist waren en een totaal ander beeld gaven dan de werkelijkheid. Als de kopers bekend zou zijn geweest met de daadwerkelijke financiële situatie van het bedrijf in recreatiewoningen, zou zij nooit tot aankoop zijn overgegaan. De kopers stellen dat het handelen van het administratiekantoor onrechtmatig is geweest tegenover haar en dat zij als gevolg hiervan forse schade heeft geleden. Zij houdt het administratiekantoor aansprakelijk voor deze schade.
Oordeel rechtbank over buitencontractuele zorgplicht
De zaak draait om de vraag of het administratiekantoor jegens de kopers van de aandelen een zorgplicht heeft geschonden. Bij beroepsaansprakelijkheid staat centraal de norm dat een beroepsbeoefenaar – in dit geval een administratiekantoor – ten opzichte van haar cliënt de zorgvuldigheid in acht moet nemen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Het administratiekantoor en de kopers zijn echter geen contractspartijen van elkaar. Er rust dus geen contractuele zorgplicht op het administratiekantoor ten opzichte van de kopers. Hooguit zou sprake kunnen zijn van een buitencontractuele zorgplicht.
Zorgplicht administratiekantoor niet hetzelfde als die van accountant
De kopers verwijzen in dit verband naar een arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2021 (ECLI:NL:HR:2021:149). In die zaak ging het om een vordering tot schadevergoeding op grond van aansprakelijkheid van een accountant wegens schending van een buitencontractuele zorgplicht. De Hoge Raad overwoog dat de vraag of een accountant bij de uitoefening van een niet-wettelijke taak jegens een derde heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot betaamt, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet mede acht worden geslagen op de functie van de accountant in het maatschappelijk verkeer. Indien de accountant gezien het belang dat een derde aan zijn rapportage zal hechten, ermee rekening moet houden dat die derde zijn gedrag mede door de inhoud van die rapportage laat bepalen, kan het nalaten maatregelen te treffen om te voorkomen dat die derde aan die rapportage ten onrechte of onjuiste betekenis toekent, in strijd zijn met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
De kopers concluderen hieruit dat op het administratiekantoor een zorgplicht jegens haar rustte. De kopers betogen dat het administratiekantoor wist dat de dga zijn aandelen wilde verkopen en dat de tussentijdse cijfers uitsluitend werden opgesteld om aan eventuele kopers te laten zien ten behoeve van de verkoop. Het administratiekantoor zou daarbij de wetenschap hebben gehad dat de koopsom op basis van deze cijfers zou worden bepaald en dat kopers deze cijfers zouden inzien en daarop hun bereidheid tot het kopen van de aandelen zouden baseren, aldus de kopers.
Het administratiekantoor voert hiertegen terecht aan dat de kopers de op het administratiekantoor rustende zorgplicht ten onrechte op gelijke voet plaatsen met die van een accountant en er te gemakkelijk van uitgaat dat het administratiekantoor een met een accountant vergelijkbare positie inneemt, oordeelt de rechtbank. Een accountant voert – anders dan een boekhouder – een wettelijk beschermde titel, die is voorbehouden aan hen die staan ingeschreven in het register van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). De wetgever heeft aan accountants bepaalde taken opgedragen, zodat de accountant een bijzondere maatschappelijke positie inneemt. De accountant moet er rekening mee houden dat derden op een jaarrekening (kunnen) vertrouwen. Mede daarom is een accountant onderworpen aan het tuchtrecht. Voor een boekhouder geldt het voorgaande niet. Hij heeft weliswaar ook een zorgplicht, maar neemt een andere maatschappelijke positie in dan een accountant. De beroepsnormen van de NBA kunnen dan ook niet één op één van toepassing worden verklaard op de boekhouder. De omstandigheid dat het administratiekantoor in de door haar opgestelde jaarrekeningen vermeldt dat deze zijn opgesteld in overeenstemming met de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving maakt het voorgaande niet anders. Deze Richtlijnen zijn immers geen door de NBA geformuleerde beroepsnorm. Verder hebben de kopers in het licht van de betwisting door het administratiekantoor onvoldoende onderbouwd dat het administratiekantoor samenstellingsverklaringen bij jaarrekeningen verstrekt, zodat dit niet vast staat. Ook dit biedt dus geen aanknopingspunt om het administratiekantoor op één lijn te stellen met een accountant. Volgens de kopers presenteert het administratiekantoor zich wel als accountant. De kopers wijzen erop dat op de website van het administratiekantoor staat vermeld: “Vertrouwen speelt een belangrijke rol. Als accountant ben je voor een groot deel afhankelijk van vertrouwen.” Dit enkele citaat van de website van het administratiekantoor leidt echter nog niet tot de conclusie dat het administratiekantoor op één lijn kan worden gesteld met een accountant en dat de voor accountants geldende beroepsnormen ook op haar van toepassing moeten worden geacht.
Administratiekantoor onzorgvuldig
Toch komt de rechtbank tot het oordeel dat het administratiekantoor onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens de kopers. Het administratiekantoor bekeek namelijk pas in de loop van februari 2021 de inkoopfacturen die de dga kort voor de verkoop via WeTransfer aan het kantoor had verstuurd. ‘deze handelwijze is naar het oordeel van de rechtbank onzorgvuldig tegenover [eisende partijen]’, oordeelt de rechtbank onder meer. ‘Het begeleidende bericht van [betrokkene 4] bij de WeTransfer-bestanden vermeldde immers dat het de facturen van het vierde kwartaal bevatte en dat daarna nog facturen van de afgelopen twee weken zouden volgen.’ En: ‘Het belang van de facturen voor de definitieve cijfers en de relevantie daarvan voor [eisende partijen] in het kader van de aandelentransactie moeten [gedaagde partij 1] dan ook duidelijk zijn geweest. Desondanks heeft zij op dat moment helemaal niet naar de bestanden gekeken. Op 8 januari 2021 heeft [gedaagde partij 1] bovendien nog een aangepaste Tussentijdse Rapportage beschikbaar gesteld, maar ook daarin zijn de nagekomen facturen niet meegenomen. Dit is ten opzichte van [eisende partijen] – van wie het belang bij betrouwbare cijfers evident is en welk belang inmiddels bekend was bij [gedaagde partij 1] – onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig.’
Causaal verband
De rechtbank oordeelt vervolgens dat er ook sprake is van een causaal verband tussen het onrechtmatig handelen van het administratiekantoor en de gestelde schade van de kopers. De kopers hebben voldoende onderbouwd dat zij bij verstrekking van de juiste financiële gegevens niet tot koop van de aandelen zouden zijn overgegaan. In dat geval zouden zij ook niet zijn geconfronteerd met het faillissement, ongeacht de oorzaak daarvan.
Over het bepalen van de (resterende) schade volgt later deze maand nog een tweede zitting. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
Geef een reactie