Een AA had zelf tijdens de zitting bij de Accountantskamer nog wel hoop op behoud van zijn accountantstitel, maar die kans leek al niet erg groot. Zijn kantoor voldeed namelijk bij lange na niet aan de normen en de accountant werkte jarenlang mee aan btw-fraude bij een noodlijdende klant. Ook verzuimde hij om een ongebruikelijke transactie te melden.
De Accountantskamer verklaart de tuchtklacht van de NBA en de klant vrijwel geheel gegrond. Dat levert de AA, na een eerdere doorhaling van 18 maanden, dit keer een doorhaling van 5 jaar op.
De AA heeft een klein eigen accountantskantoor met controlepraktijk. Na een klacht van de NBA werd hij in 2015 al eens veroordeeld omdat hij bij een hertoetsing niet bleek te beschikken over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor gestelde normen.
Gebrekkig kwaliteitsstelsel
De nieuwe tuchtzaak kwam aan het rollen na een toetsing en later een hertoetsing in 2022 van zijn accountantskantoor. De NBA concludeerde dat het kantoor op allerlei vlakken niet aan de eisen voldeed. Werkzaamheden werden onvoldoende gepland, en allerlei werkzaamheden en oordeelsvorming werd niet vastgelegd. Weliswaar schakelde de accountant na de eerste toetsing een serviceorganisatie in om aan de kwaliteitsnormen te kunnen voldoen, maar dat was wat de NBA betreft te laat. Bij de hertoetsing vond de NBA ernstige tekortkomingen in 3 van de 5 dossiers. Een gesprek veranderde het negatieve oordeel over de AA niet, schetste advocaat Rik den Boer (Pels Rijcken) namens de NBA in maart tijdens de zitting. “Hij toonde weinig zelfreflectie en geeft weliswaar op onderdelen fouten toe, maar betwist ook op fundamentele onderdelen wat hem ten laste wordt gelegd.” De beroepsorganisatie besloot dan ook om de accountant tuchtrechtelijk aan te pakken.
Bedreiging en fraude
Daar kwam nog eens bij dat een klant van de accountant zich ondertussen ook bij de NBA had gemeld. De AA, die naar eigen zeggen nog zo’n €50.000 open had staan bij de klant (een installatiebedrijf), zou bedreigingen richting hen hebben geuit. Ook had hij bij de vrouw van het ondernemende echtpaar in de IB-aangifte ten onrechte aangegeven dat ze aan het urencriterium voldeed en allerlei bijbehorende aftrekposten toegepast. Bovendien bleek tijdens de voorbereiding op de tuchtzaak uit e-mails die hij zelf overlegde dat de accountant had meegewerkt aan btw-fraude. Bij elke btw-aangifte vroeg de AA aan de klant wat hij in moest vullen aan af te dragen btw, in plaats van het correcte bedrag op te geven. Dat was nog niet alles, want de AA zou ook nog eens hebben bemiddeld voor de noodlijdende klant om noodfinanciering los te krijgen bij andere klanten van hem. Daarnaast meldde hij een ongebruikelijk transactie niet, zo luidde de klacht.
Kwaliteitssysteem accountantspraktijk
De AA weersprak de bevindingen van de NBA over het kwaliteitsstelsel bij zijn kantoor niet. De Accountantskamer verklaart de klacht van de beroepsorganisatie dan ook bijna geheel gegrond: “In reactie op het voornemen van de Raad voor Toezicht om een tuchtklacht in te dienen heeft betrokkene geen inhoudelijke reactie gegeven op de geconstateerde tekortkomingen in de drie genoemde dossiers, maar gewezen op de genomen verbetermaatregelen. Ook in het verweerschrift naar aanleiding van de tuchtklacht en ter zitting heeft betrokkene de bevindingen van de toetser niet weerlegd. De Accountantskamer is daarom van oordeel dat dit klachtonderdeel op basis van de bevindingen in de recapitulatie van de toetser gegrond is, behalve wat betreft de kritiek van klager dat betrokkene niet haar sjabloon voor een controleverklaring had gevolgd. Dat is geen verplichting zoals klager ter zitting desgevraagd heeft verklaard.”
Privéomstandigheden geen excuus
De door de accountant aangevoerde excuses kunnen hem niet baten, oordeelt de tuchtrechter: “Betrokkene heeft gewezen op de gezondheidsproblemen waarmee betrokkene en zijn assistent-accountant te kampen hebben gehad en op het gegeven dat hij de hulp heeft ingeschakeld van [adviesbedrijf1]. Hij ervaart het als een schoffering dat klager meent dat het hem niet zou lukken om het kantoor naar het gewenste niveau te brengen. Deze omstandigheden laten evenwel naar het oordeel van de Accountantskamer onverlet dat betrokkene ernstig tekort is geschoten in de basisvoorwaarden bij de uitvoering van de cliëntopdrachten en het vastleggen van de uitgevoerde (controle)werkzaamheden. Betrokkene is al eerder tijdelijk doorgehaald geweest omdat de accountantseenheid niet voldeed aan de normen ten tijde van de toetsing op 28 november 2008 en op 12 februari 2014. Die tijdelijke doorhaling had betrokkene moeten aanzetten op tijd ([adviesbedrijf1] is pas in november 2021 ingeschakeld en vanaf februari 2022 meer intensief bij het kantoor betrokken) voldoende maatregelen te nemen, waardoor zijn kantoor een volgende toetsing zou doorstaan. Dat gezondheidsproblemen van betrokkene en zijn medewerker roet in het eten hebben gegooid neemt de Accountantskamer zonder meer aan, maar de privé-omstandigheden van betrokkene ontslaan hem niet van zijn verplichtingen als accountant. Een accountant die zijn titel wil voeren dient maatregelen te nemen als persoonlijke omstandigheden hem beletten om de kwaliteit van de werkzaamheden op het vereiste niveau te houden dan wel, indien dat niet lukt, om zijn doorhaling in het register te vragen. Het maatschappelijk verkeer dient er immers op te kunnen vertrouwen dat de accountant over een voldoende functionerend kwaliteitssysteem beschikt.”
“Voortmodderen met frauduleuze btw-aangiften”
Ook de klachten van de klant worden grotendeels gegrond verklaard. Naar het oordeel van de Accountantskamer staat vast dat de AA jarenlang heeft meegewerkt aan het bewust doen van te lage btw-aangiften, hetgeen in strijd is met het fundamentele beginsel van integriteit. “Betrokkene heeft als verzachtende omstandigheid aangevoerd dat hij uit emotie heeft gehandeld en zich onder druk voelde gezet door [B]. Drie gezinnen waren afhankelijk van het inkomen uit het familiebedrijf. Betrokkene heeft geprobeerd de onjuiste aangiften recht te zetten door middel van suppletie-aangiften, hetgeen naar zijn zeggen is gelukt ten tijde van de verkoop van de ondernemingen en het bedrijfspand van [B] in 2020. De gestelde druk blijkt volgens de Accountantskamer niet uit de e-mailberichten die betrokkene heeft overgelegd. De communicatie is over en weer luchtig van toon, waarbij partijen heel gewoon de te lage btw-aangiften bespreken. Het mag zo zijn dat de financiële situatie meebracht dat de btw niet volledig kon worden aangegeven en afgedragen en dat de gezinnen afhankelijk waren van de inkomsten uit de bedrijven, maar als de ondernemingen slechts kunnen voortbestaan bij de gratie van te lage btw aangiften, dan rust op de accountant de taak correct te adviseren of zich terug te trekken in plaats van voort te modderen met frauduleuze btw-aangiften.”
Belangenverstrengeling bij bemiddeling financiering
Ook door te bemiddelen met financiering voor de klant ging de accountant in de fout, oordeelt de Accountantskamer: “Het was betrokkene bekend dat [B] geen financiering van de bank kon krijgen en dat sprake was van financiële problemen die al aanleiding gaven tot het doen van onjuiste btw aangiften. Het risico bestond dat betrokkene daardoor te meer onder druk stond wat erin had kunnen resulteren dat betrokkene zich de belangen van [B] te veel aantrok en de belangen van de potentiële geldschieters, ook zijn cliënten, te weinig. Betrokkene had, nog los van deze druk, op grond van art. 21 VGBA vanwege de tweezijdige belangenbehartiging en de daarmee gepaard gaande belangenverstrengeling, een toereikende maatregel moeten nemen (en in zijn dossier moeten vastleggen), die ertoe zou leiden dat hij zich aan het fundamentele beginsel van objectiviteit zou houden. Gesteld noch gebleken is dat betrokkene een maatregel, laat staan een toereikende, heeft genomen. Betrokkene had bijvoorbeeld de potentiële geldverstrekkers naar een andere adviseur kunnen verwijzen. Ter zitting heeft betrokkene erkend dat sprake is van een bedreiging van het fundamentele beginsel van objectiviteit, maar dat hij dit zich ten tijde van het bemiddelen tussen zijn cliënten niet heeft gerealiseerd. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van objectiviteit. Daaraan doet niet af dat de geldschieters volgens de stelling van betrokkene geen risico liepen vanwege de zekerheidstelling en dat zij het door hen uitgeleende geld hebben teruggekregen.”
Fysiek geweld
Over het met fysiek geweld bedreigen van de klant vanwege een achterstallige betaling is de Accountantskamer het niet helemaal eens met de klager. De accountant had gezegd dat hij in staat was zijn cliënt een klap te geven, omdat diens handelen voelde als een klap in zijn gezicht. De tuchtrechter vindt het niet aannemelijk dat de klant zich werkelijk bedreigd heeft gevoeld door de AA vanwege die uiting, gedaan in het kader van een zakelijk geschil over een factuur. “Wel is hiermee vast komen te staan dat betrokkene zich heeft uitgelaten op een manier die in strijd is met de goede eer en stand van het beroep, het fundamentele beginsel van professionaliteit.”
Melding ongebruikelijke transactie
Tot slot maakte de AA zich ook nog schuldig aan overtreding van de in de Wwft vastgelegde regels, oordeelt de Accountantskamer: “Uit het citaat uit het verweerschrift van betrokkene blijkt dat hij weet had van een cliënt die het voornemen had om bij de verkoop van onroerend goed een bedrag van € 50.000 buiten de notaris om in contanten in ontvangst te nemen. Die voorgenomen transactie valt niet onder de objectieve indicator, omdat het geen betaling aan of door tussenkomst van betrokkene betreft. Maar de voorgenomen transactie kan wel worden geschaard onder de subjectieve indicator vanwege het volgende. [B] had het voornemen zijn bedrijfspand aan een derde te verkopen. De levering van een onroerende zaak geschiedt door inschrijving van een notariële leveringsakte in het kadaster. Ter zitting heeft betrokkene erkend dat de contante betaling buiten deze leveringsakte zou worden gelaten, waarmee aanleiding bestond te veronderstellen dat de voorgenomen transactie verband kan houden met witwassen. Betrokkene heeft niet gesteld dat [B] van zijn voornemen afzag nadat hij de mededeling van betrokkene had gehoord. Door een melding op grond van de subjectieve indicator achterwege te laten heeft betrokkene in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Het klachtonderdeel is op dit punt gegrond.”
Doorhaling
De Accountantskamer legt aan de accountant de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in de registers op en bepaalt de termijn waarbinnen hij niet opnieuw kan worden ingeschreven op vijf jaar. Bij de bepaling van die maatregel wordt het volgende overwogen: “Betrokkenes inschrijving is eerder tijdelijk doorgehaald geweest, vanwege het gegrond verklaarde verwijt dat zijn kantoor niet over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing beschikte dat voldoet aan de daarvoor gestelde normen. Die periode van achttien maanden had betrokkene moeten aangrijpen om belangrijke verbeteringen in zijn praktijk door te voeren, zodat een volgende toetsing zou kunnen worden doorstaan. Betrokkene heeft daarin gefaald, zo bleek uit de eerste kantoortoetsing maar ook in de daaropvolgende toetsing. Bij die toetsing is immers aan het licht gekomen dat in de dossiers van betrokkene nog altijd ernstige tekortkomingen voorkomen als het gaat om de opdrachtplanning, uitvoering en documentatie. Betrokkene leunt sterk voor verbetermogelijkheden op de inzet van [adviesbedrijf1], maar bedacht moet worden dat niet [adviesbedrijf1], maar betrokkene de kwaliteitsbepaler is van de accountantseenheid. Een volledig en correct functionerend stelsel van kwaliteitsbeheersing is van groot belang, omdat dit stelsel de voorwaarden schept dat de accountant zijn werkzaamheden naar behoren verricht. De Accountantskamer tilt dan ook zwaar aan het ontbreken en het niet of niet steeds correct functioneren ervan. […] De Accountantskamer rekent het betrokkene uiteraard ook zwaar aan dat hij jarenlang opzettelijk valse btw-aangiften voor zijn cliënten heeft ingediend en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan btw-fraude. Van belang is ook dat betrokkene heeft verzuimd om melding te maken van een voorgenomen ongebruikelijke transactie. Voor een behoorlijk functioneren van de Wwft is van belang dat de voorgeschreven meldingen worden gedaan.”
Geef een reactie