Rabobank wilde de vrouw daarna ontslaan, maar zelf vond ze dat er geen grond bestaat voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter is het daar niet mee eens en oordeelt dat de ontslagen bankmedewerker geen recht heeft op een billijke vergoeding, omdat de ontbinding niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Rabobank. Wel wordt Rabobank veroordeeld om de transitievergoeding te betalen, omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten.
De vrouw trad in 2022 in dienst als FEC Analist B Private Clients CDD bij Rabobank. In die functie was ze belast met het bestrijden van financiële criminaliteit, en had als voornaamste taak het verrichten van klantonderzoeken met betrekking tot de risico’s inzake de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De werknemer beoordeelde daarbij of opvallende transacties en geconstateerde risico’s voldoende grond bieden om een klantrelatie te (moeten) beëindigen. Ze legde ook de bankierseed af, waarbij ze onder meer beloofde dat zij zich open en toetsbaar zal opstellen en dat zich zal inspannen om het vertrouwen in de financiële sector te behouden en te bevorderen.
Eigen onderneming
De vrouw had enkele jaren voor haar dienstverband, in 2017, een zakelijke rekening geopend bij Rabobank voor een onderneming waarvan ze bestuurder en enig aandeelhouder was. Dat bedrijf had in 2016 alle aandelen in het kapitaal van een uitzendbureau verkregen. Maar begin 2020 trad ze terug als algemeen directeur van die onderneming en droeg zij de aandelen weer over.
Het bedrijf en de zakelijke rekening hield ze daarna aan. Rabobank stelde op enig moment een onderzoek in naar aanleiding van geconstateerde ongebruikelijke transacties op die zakelijke bankrekening. In 2023 werd de vrouw verschillende keren verzocht over die transacties duidelijkheid te verschaffen. Dat gebeurde echter niet naar tevredenheid van de bank, want aan het eind van het jaar werd de klantrelatie beëindigd.
Uiteindelijk werden ook de leidinggevenden van de vrouw geïnformeerd over de beëindiging van de klantrelatie met het bedrijf en de opname van de vrouw in het interne frauderegister. Rabobank wilde daarna het dienstverband beëindigen. Een minnelijke oplossing daarover werd echter niet gevonden, waarna de zaak bij de kantonrechter voorkwam.
Oordeel kantonrechter
Bij de kantonrechter voert de vrouw onder andere aan dat aan de uitkomst van het door Rabobank verrichte onderzoek geen arbeidsrechtelijke consequenties kunnen worden verbonden, omdat dit onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd en de daarin getrokken conclusies deels onjuist zijn. Dat verweer slaagt echter niet. Rabobank liet namelijk duidelijk weten dat en hoe de werknemer een klacht kon indienen om de uitkomst van het onderzoek en de vermelding in het interne register aan te vechten, namelijk bij klachteninstituut KIFID. Omdat ze daar geen gebruik van maakte is de uitkomst van het onderzoek (opzegging van de bankrelatie en registratie in het Interne Verwijzingsregister) in de procedure bij de kantonrechter een vaststaand gegeven.
Verwijtbaar handelen (e-grond)
Aan het verzoek van Rabobank tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt (ernstig) verwijtbaar handelen ten grondslag gelegd, de zogeheten e-grond. Naar de kantonrechter begrijpt zit dat voor de bank niet zozeer in de door de vrouw verrichte handelingen met betrekking tot haar (voormalige) ondernemingen zoals die uit het verrichte onderzoek naar voren zijn gekomen, maar in de omstandigheid dat ze als werknemer jegens Rabobank niet open is geweest over haar betrokkenheid bij het onderzochte bedrijf. En over het feit dat er een onderzoek tegen haar liep, terwijl die openheid juist in haar functie zo belangrijk is. Daarbij betrekt Rabobank dat (ook) in de onderzoeksuitkomsten is vermeld dat de werknemer niet voldoende openheid van zaken gaf.
De kantonrechter overweegt daarover onder andere dat de vrouw ervan op de hoogte was dat Rabobank van haar medewerkers verlangt dat zij hun nevenactiviteiten melden, omdat deze in bepaalde gevallen kunnen leiden tot belangenverstrengeling. Ze had dan ook bij aanvang van haar dienstverband moeten melden dat zij een onderneming had. De door de vrouw aangevoerde omstandigheid dat haar onderneming niet daadwerkelijk actief was maakt dat niet anders. Als ze erover twijfelde of er in dat geval een meldingsplicht bestond, had zij daarover duidelijkheid moeten vragen aan Rabobank en dat heeft zij niet gedaan.
Het verweer dat zij Rabobank bij indiensttreding wel toestemming heeft gegeven voor een screening, pleit haar evenmin vrij. Die toestemming doet niet af aan haar eigen actieve informatieverplichting ten aanzien van haar nevenactiviteiten. De vrouw heeft haar betrokkenheid bij het bedrijf ook niet later uit eigen beweging aan haar leidinggevenden (Rabobank als werkgever) gemeld, zelfs niet toen er een onderzoek tegen haar en haar onderneming liep in verband met de bankrekening van het bedrijf. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit de vrouw worden verweten.
Onderzoek
Ook kan de werknemer naar het oordeel van de kantonrechter worden verweten dat zij niet aan haar leidinggevenden heeft gemeld dat er een onderzoek tegen haar en haar (voormalige) ondernemingen liep. Ze hield zich in haar functie nota bene zelf bezig met het controleren en onderzoeken van (bankrekeningen van) klanten ter bestrijding van financiële criminaliteit. Gelet hierop had de werknemer des te meer moeten beseffen dat het belangrijk was om te melden dat er een onderzoek naar de bankrekening van haar onderneming liep en om zich daarmee open en toetsbaar op te stellen zoals bedoeld in de afgelegde bankierseed en de Gedragscode. Weliswaar heeft de vrouw naar zij heeft aangevoerd in een gesprek met iemand die werkzaam is binnen de ‘onderzoekspoot’ van Rabobank verteld dat zij werknemer van Rabobank is, maar dat is niet voldoende. De hoge eisen die Rabobank stelt aan de werknemer op dit punt acht de kantonrechter ook gerechtvaardigd omdat het doel van de geldende gedragsregels nu juist het behouden en bevorderen van het vertrouwen in de financiële sector is en dat belang bij uitstek in de functie van de vrouw centraal staat.
Op grond van het bovenstaande is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat de werknemer zodanig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten, dat van Rabobank redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de vrouw is naar het oordeel van de kantonrechter echter geen sprake, omdat de kantonrechter ervan uitgaat dat ze niet opzettelijk of met een vooropgezet plan heeft gehandeld.
Geen billijke vergoeding
Om die reden krijgt de vrouw ook wel de transitievergoeding. De kantonrechter ziet geen aanleiding om een billijke vergoeding toe te kennen zoals door de werknemer is verzocht. Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 BW). Dat zal zich alleen voordoen in uitzonderlijke gevallen en als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Daarvan is in dit geval geen sprake, oordeelt de kantonrechter. De vrouw heeft in dit verband aangevoerd dat Rabobank van het begin af aan heeft aangestuurd op beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken. Er zijn immers ook herplaatsingsinspanningen verricht. Bovendien had Rabobank – zoals hiervoor is overwogen – een redelijke grond om het dienstverband te beëindigen.
G Timmerman zegt
De beste stropers werden de beste boswachters. Ze wisten hoe “het ging”. Anno nu gaat het niet meer zo op, er valt immers nog zo weinig te stropen, dat doen de wolven en vossen wel voor ons.