
Een in Nederland gevestigde ondernemer exploiteert een webwinkel waarop hij kleding aanbiedt die in zendingen met een waarde van niet meer dan € 150 aan particuliere klanten in Nederland wordt verzonden. Het gaat om een zogeheten dropshipper: hij verkoopt online, maar heeft geen eigen voorraad. Zodra een klant heeft besteld, koopt de ondernemer het product zelf bij een buiten de EU gevestigde ondernemer via het online platform van een derde ondernemer. Dat platform faciliteert louter de levering. Het gekochte product wordt vervolgens via een vervoerder direct vanuit een plaats buiten de EU naar het afleveradres van de klant in Nederland verzonden.
Voor de levering aan de Nederlandse ondernemer is contractueel bepaald dat de verantwoordelijkheid voor het vervoer en de betaling bij invoer van btw en invoerrechten niet bij hem ligt.
Invoerregeling toegepast
De platformexploitant veronderstelt dat de platformfictie van artikel 3c, eerste lid, Wet OB 1968 van toepassing is en gebruikt de invoerregeling. Hierdoor wordt het product ingevoerd met vrijstelling van btw en zal de platformexploitant de aan de Nederlandse ondernemer in rekening gebrachte btw voldoen via de invoerregeling.
De Nederlandse ondernemer maakt gebruik van specifiek voor webwinkels ontwikkelde software om zijn webwinkel te voorzien van producten van de platformexploitant en bestellingen via de platformexploitant te plaatsen. De software automatiseert onder meer de stappen die leiden tot een afgeronde bestelling, zoals het opstellen van de bestellijst, het invullen van het afleveradres en het definitief doorzetten van de bestelling. Als de Nederlandse ondernemer de bestelling plaatst, wordt het bij de platformexploitant kenbaar dat dit via deze software gebeurt.
Geen afstandsverkoop
De vraag die de kennisgroep voorgelegd kreeg, was of de platformfictie inderdaad van toepassing is op het faciliteren door de platformexploitant. Dat is niet het geval: de invoerregeling wordt ten onrechte gebruikt. De platformexploitant faciliteert namelijk geen afstandsverkoop van uit een derdelandsgebied of derde land ingevoerd goed.
De ondernemer die een goederenlevering tussen twee partijen faciliteert wordt geacht de goederen te hebben ontvangen en te hebben geleverd, mits die ondernemer een elektronische interface gebruikt, via die interface een levering van goederen faciliteert en het gaat om een afstandsverkoop van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen met een intrinsieke waarde van niet meer dan € 150.
Afstandsverkoop uitsluitend bij niet-aftrekbare leveringen
De platformexploitant voldoet niet aan de laatste voorwaarde. Voor afstandsverkoop is met name de status van de afnemer van belang. Die moet een ondernemer zijn van wie de intracommunautaire verwervingen niet aan belasting zijn onderworpen. “Dat is het geval als de ondernemer uitsluitend leveringen of diensten verricht waarvoor geen recht op aftrek bestaat. In voorliggend geval faciliteert de platformexploitant een goederenlevering tussen de niet-EU-ondernemer en de Nederlandse ondernemer. De Nederlandse ondernemer verricht handelingen waarvoor een recht op aftrek bestaat. Er is dus geen sprake van een afstandsverkoop van een uit een derdelandsgebied of derde land ingevoerd goed.”
Platform kon weten dat afnemer ondernemer is
In de EU-uitvoeringsverordering is een uitvoeringsmaatregel opgenomen voor de toepassing van de platformfictie. Een belastingplichtige moet de persoon die de goederen koopt als niet-belastingplichtige beschouwen, tenzij hij over tegengestelde informatie beschikt. “Dit betekent dat de platformfictie in voorliggend geval toch van toepassing kan zijn indien de platformexploitant niet op basis van de beschikbare informatie kon vaststellen dat de Nederlandse afnemer als ondernemer kwalificeert.”
In dit geval heeft de afnemer geen btw-identificatienummer verstrekt, maar dat hoeft niet voldoende reden te zijn voor de platformexploitant om te concluderen dat de afnemer geen ondernemer is. De bestellingen worden geplaatst via specifiek voor webwinkels ontwikkelde software. “Door de wijze van bestellen beschikt de platformexploitant tevens over informatie waaruit blijkt dat deze enkele afnemer bestellingen verricht die telkens naar een ander adres worden verzonden. Al deze informatie omtrent de Nederlandse ondernemer is beschikbaar voor de platformexploitant en wijst in voorliggend geval op de kwalificatie van een btw-ondernemer als afnemer.”
Btw verlegd
De levering van de niet-EU-ondernemer is in Nederland belast op grond van artikel 5, tweede lid, Wet OB 1968, nu het product niet in opdracht van de Nederlandse ondernemer is ingevoerd. De btw is verlegd naar de Nederlandse ondernemer die Nederlandse btw is verschuldigd. “Vanwege ten onrechte gebruik van de invoerregeling is sprake van een onjuiste douaneaangifte. In een dergelijk geval kan de douane de verschuldigde invoer-btw alsnog heffen bij de aangever, in dit geval de vervoerder.”
Geef een reactie