
Dividendstripping is een vorm van belastingontwijking waarbij partijen tijdelijk aandelen overdragen om zo onterecht een voordeel te behalen uit dividendbelasting. Hierbij blijft het economisch belang bij de aandelen vaak bij de oorspronkelijke aandeelhouder, terwijl een andere partij – bijvoorbeeld een Nederlandse vennootschap – tijdelijk het juridisch eigendom krijgt. Deze partij kan dan profiteren van een gunstiger belastingbehandeling, zoals een vrijstelling of teruggaaf van dividendbelasting. De transacties zijn vaak complex en worden bewust ondoorzichtig gemaakt, waardoor het lastig is om de omvang van het probleem in te schatten.
Maatregelen
Per 1 januari 2024 zijn al enkele maatregelen ingevoerd, zoals een wettelijke vastlegging van de registratiedatum en een aangescherpte definitie van ‘samenstel van transacties’ om misbruik binnen concernverband tegen te gaan. De Belastingdienst heeft daarnaast sinds eind 2023 het toezicht geïntensiveerd, wat heeft geleid tot meerdere gerechtelijke procedures en boetes ter waarde van honderden miljoenen euro’s. Uit het nieuwe onderzoek blijkt dat aanvullende wetgeving nodig is om dividendstripping effectiever aan te pakken. Het kabinet overweegt vier concrete maatregelen:
1. Nettorendementbenadering: Een tegemoetkoming in de dividendbelasting wordt geweigerd als het rendement op de aandelen door transacties sterk is beperkt. Dit geldt alleen boven een bepaalde drempel om kleine aandeelhouders niet te raken.
2. Specifieke aanpak voor pensioenfondsen: Pensioenfondsen kunnen nu soms onbedoeld worden misbruikt voor dividendstripping. Een nieuwe regel moet vrijstellingen uitsluiten als het dividend toe te rekenen is aan bedrijfsmatige activiteiten.
3. Aanvulling op groepsregels: Om te voorkomen dat dividendstripping wordt ‘opgeknipt’ over verschillende vennootschappen binnen een groep, wordt de wetgeving verduidelijkt.
4. Houdstertermijn (Duits-Oostenrijks model): Geïnspireerd door buitenlandse voorbeelden wordt onderzocht of een minimale periode van economisch risico (bijv. 45 dagen) kan worden ingevoerd voor recht op dividendbelastingvoordeel.
Internationale lessen
Uit het IBFD-onderzoek blijkt dat landen als Duitsland en Oostenrijk succesvolle specifieke maatregelen hanteren, terwijl andere landen vooral leunen op algemene anti-misbruikbepalingen. Nederland kiest voor een combinatie van gerichte en generieke maatregelen. Daarnaast spelen twee recente ontwikkelingen een rol. Allereerst is er het arrest van de Hoge Raad uit januari 2024. Dit bepaalt dat een tegemoetkoming in dividendbelasting alleen toekomt aan de ‘uiteindelijk gerechtigde’, wat de Belastingdienst helpt bij verdere zaken. Ook is er de EU-richtlijn FASTER. Deze richtlijn, die uiterlijk 2030 moet zijn ingevoerd, richt zich op het stroomlijnen van teruggaafprocedures voor bronbelasting, maar biedt geen algemene oplossing voor dividendstripping.
Lees hier de brief en bijgaande documenten.
Geef een reactie