Twee accountants hebben van de Accountantskamer de maatregel van tijdelijke doorhaling opgelegd gekregen voor een veelheid van gebreken en het ontbrekend besef over hoe zij anders hadden moeten handelen. De RA en AA worden voor een maand doorgehaald in het register.
De rapportage door betrokkenen (een RA en een AA) aan de ene cliënte over gegevens van de andere cliënte leidt tot klacht. In de gegeven omstandigheden was er alle aanleiding voor toepassing van het toetsingskader als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 22 VGBA, welke toepassing betrokkenen hebben nagelaten. Van betrokkenen had voorts mogen worden verwacht dat zij over hun rol en over hun opdracht transparant waren geweest teneinde een tegenstelling in belangen te voorkomen of te overbruggen en de bedreiging voor hun objectiviteit en voor de door hen in acht te nemen vertrouwelijkheid weg te nemen.
Ook hebben de accountants zich niet de vraag gesteld of op hun onderzoek niet mede toepasselijk zou zijn de Praktijkhandreiking persoonsgerichte onderzoeken. De professionele oordeelsvorming van betrokkenen blijkt ook daadwerkelijk te zijn aangetast, omdat zij de opdracht van de ene cliënt over de andere cliënte hebben uitgevoerd zonder die andere cliënte daarin te betrekken. Dit wat bereft het expliciet verkrijgen en bevestigen van toestemming voor gebruik van de gegevens van die andere cliënte en het horen of laten reageren op de concept-bevindingen. Deze tekortkomingen leveren een overtreding op van de fundamentele beginselen van objectiviteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en heeft het accountantsberoep in diskrediet gebracht.
De beide accountants hebben voorts ten onrechte aangenomen dat zij toestemming hadden voor gebruik van de gegevens. Dit is na levering van het getuigenbewijs gebleken. Hierdoor hebben zij het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid geschonden.
Het rapporteren over een prognose als een feitelijke bevinding was ook niet aangewezen. De door de accountants in hun rapportages opgenomen beperkingen ondervangen dit inherente gebrek aan zeggingskracht niet. Ook hebben betrokkenen, naast de beperkingen, bewoordingen gebruikt die kunnen worden opgevat als een conclusie die is bedoeld om het vertrouwen van de opdrachtgeefster als beoogd gebruikster in de uitkomst van het onderzoek te versterken.
Wat betreft de inhoud van de rapportage wordt vastgesteld dat geen inzicht wordt gegeven in de keuze voor de gepresenteerde bezettingsgraden van de particuliere woonzorgvoorzieningen, terwijl niet is gebleken dat die bezettingsgraden konden aansluiten bij door hen ingewonnen inlichtingen en/of getoetste cijfers. Voor de gewekte indruk dat een bezetting van 100%, althans van 95%, als reëel moet worden verondersteld, kan dan ook geen deugdelijke grondslag worden vastgesteld.
Gelet op de veelheid van gebreken en schendingen van fundamentele beginselen en het ontbrekend besef bij betrokkenen dat zij anders hadden moeten handelen, acht de Accountantskamer voor beide betrokkenen de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand passend en geboden.
Uitspraak: 14/2645 en 14/2646 Wtra AK, 30 maart 2015
Geef een reactie