Als het gaat over leiderschap van accountantsorganisaties verandert er de laatste tijd veel. Onder druk van de politiek worden accountantsorganisaties gedwongen onafhankelijke en externe commissarissen te benoemen die toezicht gaan houden op het bestuur. Accountantsorganisaties zijn van oudsher ontwikkeld vanuit maatschappen.
Maatschappen zijn samenwerkingsverbanden tussen ‘maten’, later ook ‘partners’ of ‘vennoten’ genoemd. De vergadering van de maten is het hoogste besluitvormend orgaan van de maatschap. De dagelijkse gang van zaken wordt door de gezamenlijke maten gedelegeerd aan enkelen van hen die het dagelijks bestuur vormen.
‘De maatschapvorm is in de afgelopen decennia door veel accountantsorganisaties verlaten en ongevormd naar vennootschappen.’
De maatschapvorm is in de afgelopen decennia door veel accountantsorganisaties verlaten en ongevormd naar vennootschappen. De maten van vroeger zijn de aandeelhouders of participanten van nu. De vennootschappen hebben een raad van bestuur, raad van commissarissen en algemene vergadering van aandeelhouders (AvA). Aan de buitenkant is een nieuwe juridische structuur aangemeten, maar aan de binnenkant is er niets veranderd.
‘Aan de buitenkant is een nieuwe juridische structuur aangemeten, maar aan de binnenkant is er niets veranderd.’
Het zijn nog steeds de vennoten die het bestuur benoemen, de raad van commissarissen benoemen en in de AvA, vaak meerdere keren per jaar bijeenkomend, het beleid accorderen.
Er is een groot verschil met beursgenoteerde vennootschappen. Bij beursfondsen bestaan de aandeelhouders uit een heterogene groep personen. Slechts een heel klein deel woont daadwerkelijk de vergadering bij. Commissarissen worden door de aandeelhouders benoemd en zullen zelden door de kleine en vaak anonieme groep aandeelhouders worden ontslagen. Commissarissen hebben aldus meer macht en invloed. Bij accountantsorganisaties heerst een andere dynamiek. De vennoten komen doorgaans in grote getale naar de AvA, waar vaak meer dan 95% van het aandelenkapitaal is vertegenwoordigd. De invloed van de aandeelhouders op de benoeming van het bestuur en de commissarissen is vele malen groter dan bij beursfondsen. Bovendien bevinden de onafhankelijke en externe commissarissen zich tussen twee organen die beiden bestaan uit vennoten van de accountantsorganisaties, te weten: bestuur en AvA.
De maatschappelijke en politieke druk op het leiderschap van accountantsorganisaties vloeit voort uit het tanend professioneel ethisch gedrag van accountants, de voortdurende blik op omzet, marktaandeel en winst ten koste van de kwaliteit van de controle en de arrogantie van de accountant die zelf wel zal uitmaken wat een goede controle inhoudt en zich niet de les laat lezen door een toezichthouder.
‘Het publieke vertrouwen in de accountant is dramatisch gedaald en onder dreiging van ingrijpen door de politiek worden nu oceanen met krokodillentranen gehuild en de focus langzaam verzet naar kwaliteit’
Het publieke vertrouwen in de accountant is dramatisch gedaald en onder dreiging van ingrijpen door de politiek worden nu oceanen met krokodillentranen gehuild en de focus langzaam verzet naar kwaliteit. Waar komt de bereidheid iets te doen aan kwaliteit vandaan? Is dat omdat er een intrinsieke motivering is om kwalitatief goed werk te leveren of is het omdat er een steeds groter wordende angst is dat de toezichthouder nog meer negatieve rapporten zal publiceren die de reputatie nog ernstiger zal aantasten? Is het de angst dat de politiek echt gaat ingrijpen?
Nog steeds is de infrastructuur waarin de accountant moet functioneren niet echt ondersteunend voor het leveren van de hoge kwaliteit. Ondernemingen zijn nauwelijks bereid de prijs voor kwaliteit van accountantscontrole te betalen. Commissarissen, dezelfde die nu ook bij accountantsorganisaties functioneren, zijn daar nadrukkelijk mede debet aan. Accountants laten het toe. Het toezicht van de onafhankelijke commissarissen zou er in de eerste plaats op moeten zijn gericht die economische infrastructuur aan te passen. Dat zou ook een punt van aandacht moeten zijn voor de politiek. Het beleid van bestuurders, de CEO in de eerste plaats, moet erop zijn gericht een omgeving te creëren waarin echte kwaliteit wortel kan schieten. Pas dan mogen we hopen dat de reputatie van ons beroep enigszins verbetert.
Peter Diekman
augustus 2015
Dit blog is ook gepubliceerd in het septembernummer van Accountancy Vanmorgen
Geef een reactie