Een RA heeft onder andere een ex-werknemer geadviseerd geen belastingaangifte te doen van de vergoeding die ze heeft ontvangen nadat haar arbeidsovereenkomst is beëindigd. Volgens de accountant heeft hij gehandeld onder persoonlijke titel. Daar is de Accountantskamer het niet mee eens.
Een registeraccountant staat eerst een van de (later) twee bestuurders/aandeelhouders bij, onder meer bij de verkoop van zijn aandelen aan de andere bestuurder/aandeelhouder. Vervolgens adviseert hij de ander bij de koop van de resterende aandelen van diezelfde verkopende bestuurder/aandeelhouder adviseert. Volgens de accountant heeft hij niet als accountant gehandeld, maar is hij slechts als (financieel) adviseur opgetreden. Met als gevolg dat zijn handelen niet onder de werking van het voor accountants geldende (tucht)recht valt en de wisseling van positie dus geen bedreiging voor de schending van het fundamentele beginsel van objectiviteit is.
Misvatting
Een misvatting, aldus de Accountantskamer: ‘Nu de verwijten betrekking hebben op werkzaamheden waarvoor vakbekwaamheid als accountant wordt of kan worden aangewend, betreft de klacht de uitoefening van zijn beroep als bedoeld in artikel 42 Wab, en is het verweten handelen, voor zover het onder de werking van de VGBA valt, begaan in de uitoefening van het beroep als bedoeld in het tweede lid van artikel 3 VGBA, zodat op dit handelen onder de werking van de VGBA alle fundamentele beginselen van toepassing zijn. Omdat van de geschetste omstandigheden een bedreiging uitging voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit diende betrokkene een toereikende maatregel te nemen (en vast te leggen) die ertoe zou leiden dat hij zich aan het fundamentele beginsel zou houden. (…) Slotsom is dan ook dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van objectiviteit.’
Geen aangifte bij Belastingdienst
De accountant wordt ook verweten dat hij een oud-werkneemster van de besloten vennootschap A heeft geadviseerd om geen belastingaangifte te doen van hetgeen zij bij de beëindiging van haar dienstverband contant heeft ontvangen. De oud-medewerker heeft een geluidsopname gemaakt van een gesprek tussen haar en de accountant. Volgens de accountant heeft hij niet gehandeld uit naam van BV A, maar onder persoonlijke titel. Uit emotie en persoonlijke betrokkenheid met de ex-werknemer, die het volgens hem door de echtscheiding onder meer financieel erg zwaar had. Hij heeft daaraan toegevoegd dat hij geen advies heeft gegeven, maar enkel heeft gezegd wat hij in haar situatie zou doen. En ook dat hij het niet zou hebben gezegd als hij geweten zou hebben van de bandopname en dat hij het evenmin op papier zou hebben gezet.
Oneerlijk en onoprecht optreden
Volgens de Accountantskamer kan het antwoord van de accountant moeilijk anders dan als een advies worden aangemerkt. Het gedrag van de accountant moet volgens de rechter als oneerlijk en onoprecht optreden in zijn beroepsmatige betrekkingen worden opgemerkt, alsmede strijdig met wet- en regelgeving. Ook heeft hij daarmee het accountantsberoep in diskrediet gebracht, aldus de Accountantskamer.
Maatregel
De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van drie maanden passend en geboden. De accountant heeft geen bedreiging voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit gezien, waar hij die wel had moeten zien. Ook heeft hij de ex-werknemer geadviseerd geen belastingaangifte te doen van een in het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ontvangen vergoeding. Daarbij komt dat de accountant ter zitting blijk heeft gegeven van een schrijnend tekort aan kennis van de verplichtingen die enkel het voeren van de titel accountant reeds met zich brengt. Daardoor heeft betrokkene in strijd gehandeld met vier van de vijf fundamentele beginselen.
Merk in deze casus op de bevestiging dat het echt niet helpt of je je als adviseur presenteert of als accountant, zodra de kennis of kunde van een accountant in het spel is geldt het tuchtrecht.