Een partner van een DGA die werkzaamheden verricht voor een BV, hoeft niet per se een arbeidsovereenkomst te hebben om toch als werknemer te worden beschouwd. Dat volgt uit een recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.
De vrouw van een DGA verricht werkzaamheden voor de BV. Als de BV failliet gaat, vraagt zij het UWV vergeefs om de betalingsverplichtingen van de BV over te nemen in verband met betalingsonmacht. Zij is geen werknemer in de zin van de WW, want er ontbreekt een schriftelijke arbeidsovereenkomst, is de argumentatie. De vrouw is daarom niet op grond van dezelfde voorwaarden werkzaam als een andere werknemer binnen het bedrijf. Volgens de uitkeringsinstantie voerde zij bovendien haar werkzaamheden uit in een verhouding die in overwegende mate werd bepaald door haar (huwelijks)relatie met de eigenaar van het bedrijf. Er was daarvoor onvoldoende sprake van een gezagsverhouding. Tot slot was het loon onevenredig hoog.
Gezagsverhouding nodig
De rechtbank gaat mee in de redenering van het UWV. Een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen echtelieden is in de regel niet aannemelijk, omdat gewoonlijk de vereiste gezagsverhouding zal ontbreken, aldus de rechter. De vrouw gaat naar de Centrale Raad van Beroep. Zij voert onder meer aan dat zij sinds 1999 bij het bedrijf werkte, dat toen nog eigendom was van haar schoonvader.
De raad vindt, anders dan de rechtbank, dat een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen (ex-)echtgenoten in de regel niet aannemelijk is wegens het gewoonlijk ontbreken van de vereiste gezagsverhouding. “Niet kan in zijn algemeenheid worden verondersteld dat daarvan in de arbeidsrelatie tussen (ex-)echtgenoten geen sprake zal zijn. Dit dient in een concreet geval met inachtneming van alle voor het wel of niet aannemen van gezag relevante omstandigheden te worden beoordeeld.” Maatstaf moet zijn of gezegd kan worden dat degene die arbeid verricht aan een zeker gezag is onderworpen van de wederpartij en dat laatstgenoemde bevoegd is opdrachten en instructies te geven en om controle uit te oefenen op de voortgang en resultaten van het werk. Dat er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is, wil nog niet zeggen dat er niet van een arbeidsovereenkomst sprake is.
Gehoor geven aan oproepen
De vrouw werkte in beginsel twee middagen per week en verrichte als dat uitkwam ook andere werkzaamheden. Later deed zij daarnaast administratief werk. “De aard van de werkzaamheden van appellante bracht met zich dat van haar een flexibele inzet werd gevraagd. Daardoor werkte zij de ene week meer uren dan de andere week, afhankelijk van de omvang van de vereiste werkzaamheden. Ter zitting is gebleken dat appellante en haar echtgenoot deze afspraken wat betreft inzetbaarheid in het verleden hebben gemaakt en appellante ook daadwerkelijk aan de oproepen gehoor gaf. Daarmee is duidelijk dat appellante instructies kreeg van haar echtgenoot over de aard en het tijdstip van haar werkzaamheden. Dat appellante mogelijk eerder geneigd was gehoor te geven aan deze verzoeken omdat het om het bedrijf van haar echtgenoot ging en het voelde als werken voor zichzelf, maakt de beoordeling niet anders.”
Dat er geen functioneringsgesprekken werden gevoerd, maakt niet dat er geen controle op de werkzaamheden kon plaatsvinden, aldus de raad. “Bij de beoordeling of aan het element gezagsverhouding is voldaan, is mede van betekenis dat de positie die appellante bekleedde binnen de organisatie (aanzienlijk) lager was dan die van haar echtgenoot. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat er sprake was van een gezagsverhouding tussen appellante en haar echtgenoot.”
De vrouw was dus wel degelijk werknemer, concludeert de raad. Het UWV moet opnieuw een beslissing nemen en wordt veroordeeld in de proceskosten.
Geef een reactie