Een accountant die directeur was van een BV die woonruimte verschafte aan in de Antwerpse regio werkzame arbeidsmigranten, was ook in die hoedanigheid wel degelijk aanspreekbaar op zijn accountantsberoep.
Als directeur van de BV betaalde hij niet op tijd de huur van het tijdelijke onderdak, omdat hij in zee ging met een andere partij. De verhuurster sprak hem daarop aan en hield hem aan de voorwaarden van het huurcontract.
Reikwijdte
De accountant voerde aan hij tegenover de verhuurster nooit als accountant maar enkel als directeur van de vennootschap optrad. Maar met dat verweer kwam hij niet weg en de klacht werd daarmee niet bij voorbaat niet-ontvankelijk verklaard. Volgens jurisprudentie van de Accountantskamer en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven kent het tuchtrecht zo’n beperkte reikwijdte niet. Weliswaar zijn de fundamentele beginselen als bedoeld in artikel 2 onder b tot en met e van de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) op grond van artikel 3, tweede lid, van de VGBA alleen van toepassing ‘bij de uitoefening van zijn beroep’. Maar dan nog wordt de accountant geacht zijn beroep uit te oefenen wanneer hij een professionele dienst verricht. Daar vallen ook gedragingen van een accountant in het kader van zijn zakelijk (beroepsmatig) optreden als bestuurder van een vennootschap. Bij het uitoefenen van het bestuur van een onderneming wordt door betrokkene immers gebruik gemaakt van zijn vakbekwaamheid als accountant.
Ongegrond
De klacht werd niettemin ongegrond verklaard. De accountant had zijn best gedaan te bewerkstelligen dat de huurovereenkomst op een of andere wijze zou worden voortgezet en trad bovendien op 23 mei 2017 is terug als directeur van de vennootschap. Daarmee is volgens de Accountantskamer niet keihard aangetoond dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Geef een reactie