De Accountantskamer heeft een berisping opgelegd aan een RA die is tekortgeschoten bij de controle van de waardering van het vastgoed van een woningcorporatie. De Autoriteit Woningcorporaties had de klacht ingediend.
Het gaat in deze zaak om een KPMG-accountant die steken zou hebben laten vallen bij de controle van de Rotterdamse woningcorporatie Humanitas Huisvesting. De RA heeft goedkeurende controleverklaringen verstrekt bij de jaarrekeningen over 2011 tot en met 2014 van een woningcorporatie die 2.500 wooneenheden beheert. De corporatie heeft de huisvestingstaak in 1992 overgenomen van een gelieerde zorginstelling, waarvan de bestuurders tevens bestuurder waren van de corporatie. Vanaf 2016 is die personele vervlechting beëindigd. Daarna bleek dat de financiële situatie bij de corporatie verre van rooskleurig was.
De klacht
De AW stapte naar de Accountantskamer omdat de RA naar haar mening onvoldoende informatie heeft verzameld over het frauderisico dat de banden tussen zorgorganisatie en woningcorporatie met zich meebrachten. Zo zijn niet-marktconforme transacties niet opgemerkt. Ook de naleving van wet- en regelgeving is niet goed gecontroleerd. Daarnaast heeft de RA niet genoeg gedaan om voldoende geschikte controle-informatie te verkrijgen over de juistheid en de volledigheid van het sociaal vastgoed in exploitatie.
Voorts is de RA voor 2013 en 2014 ten onrechte akkoord gegaan met de rubricering van een bedrag onder de liquide middelen terwijl dat bedrag niet vrij beschikbaar was. Daardoor heeft hij ook controle-informatie verkregen om zich een goed beeld te vormen over de continuïteit en continuïteitsveronderstelling van de corporatie. Tot slot heeft de RA, aldus nog altijd de AW, op onjuiste en oneigenlijke gronden geweigerd een accountantsverklaring bij de mededeling bij de intrekking van de jaarrekening 2014 af te geven.
Frauderisico
De klacht over het frauderisico wijst de Accountantskamer af. Zo zijn de volgens de AW verre van marktconforme huurinkomsten pas na de laatste controle van de jaarrekeningen aan het licht gekomen. Bovendien is er geen sprake van een onderlinge relatie met een dominante partij (de zorginstelling). Dat het beleid van het bestuur van de corporatie volledig ten dienste stond van de zorginstelling, leidt volgens de tuchtrechter niet automatisch tot de conclusie dat de zorginstelling het management van de corporatie domineerde.
Geen reden voor extra controle
De klacht over het onvoldoende aandacht besteden aan beklemd spaargeld en het miskennen dat er een onzekerheid van materieel belang was met betrekking tot de continuïteit, wordt ongegrond verklaard. De AW heeft de klacht niet aannemelijk gemaakt: de stichting heeft zelf bij de RA aangegeven dat het geld vrij opneembaar was en van nadere omstandigheden die noopten tot extra zorgvuldige controle is niet gebleken.
Geen verklaring verplicht bij intrekking
Met betrekking tot het intrekken van de jaarrekening 2014 heeft de RA zorgvuldig gehandeld, oordeelt de Accountantskamer. ‘Daarbij acht de Accountantskamer van belang dat [de corporatie] de jaarrekening heeft ingetrokken op een moment dat betrokkene nog niet alle in dit kader benodigde informatie had verkregen. Anders dan klaagster kennelijk veronderstelt, noopt het bepaalde in artikel 9 VGBA niet tot het afgeven van een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 2:362 lid 2 BW.’
Vastgoedwaardering alleen voor 2014
Het tekortschieten in de controle van de waardering van vastgoed is het klachtonderdeel waar de Accountantskamer wel (voor een deel) in meegaat. De Accountantskamer overweegt dat de RA pas in april 2015 op de hoogte had kunnen zijn van een gebrekkige administratie bij de corporatie en een daarmee samenhangende ondeugdelijke waardering van het vastgoed, zodat de klacht daarover alleen voor controlejaar 2014 van toepassing kan zijn. Voordat de RA de goedkeurende controleverklaring gaf, heeft hij in april 2015 met de corporatie gesproken over de waardering van het vastgoed, waarbij een aantal kritische vragen zijn gesteld. ‘De Accountantskamer stelt bij de verdere inhoudelijke beoordeling van dit klachtonderdeel voorop dat, gezien het materiële belang van de waardering van (kort gezegd) het onroerend goed en de gevolgen daarvan voor zowel de balans als het resultaat, de aan de controle van die waardering te stellen eisen geenszins licht mogen worden opgevat. Dit betekent dat evenmin licht mag worden gedacht over de noodzaak om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen voor de beoordeling van die waardering.’
Controle waardering vastgoed niet aangetoond
De RA heeft een beperkt aantal stukken uit het controledossier overgelegd, maar die maken niet inzichtelijk hoe hij de controle (met meer diepgang) heeft aangepakt en uitgevoerd, aldus de Accountantskamer. ‘Zo heeft betrokkene wel een opstelling gemaakt waarin de verwachte huuropbrengsten worden vergeleken met de daadwerkelijke huuropbrengsten, maar daarbij is niet duidelijk geworden waarop die verwachte huuropbrengsten gebaseerd zijn.’ De conclusie dat de daadwerkelijke opbrengsten binnen de verwachte grens liggen, heeft daarom geen waarde. ‘Verder heeft betrokkene het door klaagster aangevoerde onderscheid tussen bedrijfs-, maatschappelijk en zorg-onroerend goed op de zitting gebagatelliseerd en is hij niet nagegaan of dit onderscheid bestaat en of dit voor de waardebepaling van belang is.’
Een controle op totalen is te beperkt en andere controlewerkzaamheden zijn niet aangetoond, aldus het oordeel. Het gesprek van april 2015 is door de RA niet omgezet in specifieke detailcontroles voor 2014 ten aanzien van het onroerend goed. ‘Betrokkene is derhalve in zijn controlewerkzaamheden tekort geschoten, zodat de klacht in zoverre gegrond dient te worden verklaard.’
Berisping
De tuchtrechter legt aan de RA de maatregel van berisping op. ‘Daarbij heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat betrokkene inzake 2014 ten aanzien van het onroerend goed onvoldoende geschikte controle-informatie heeft verkregen, ten einde een goedkeurende verklaring te kunnen verstrekken. Door niet hiervoor zorg te dragen heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.’
Geef een reactie