Een RA die de administratie, belastingaangiften en het samenstellen van de jaarrekening verzorgde voor een shoarma- en grillrestaurant annex broodjeszaak kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt in verband met naheffingen die de onderneming kreeg. Uit een boekenonderzoek door de fiscus bij de shoarmazaak in 2014 bleek dat de administratie ernstige tekortkomingen vertoonde, waarna verschillende naheffingsaanslagen werden opgelegd. De shoarmazaak kwam in financiële problemen en er ontstonden flinke betalingsachterstanden bij de accountant. In een zaak bij de kantonrechter werden de horecaondernemers veroordeeld tot betaling. De twee eigenaren spanden op hun beurt een zaak aan tegen de RA bij de Accountantskamer.
Uitspraak: 18-1759 RA
Daar werd de RA verweten in strijd met de voor haar geldende gedrags- en beroepsregels te hebben gehandeld. De volgende verwijten lagen daaraan ten grondslag:
a. betrokkene heeft fouten gemaakt in de boekhouding en bij het opstellen van de jaarrekeningen over de jaren 2012 tot en met 2015;
b. betrokkene heeft de beslissingen van de belastingdienst niet op juistheid getoetst en daartegen niet of te laat bezwaar gemaakt althans over die beslissingen niet (voldoende) gecorrespondeerd;
c. betrokkene liet werkzaamheden voor klaagster uitvoeren door haar echtgenoot, terwijl deze niet gekwalificeerd is;
d. betrokkene heeft zich, nadat klaagster zich tot een andere accountant had gewend, ten onrechte beroepen op haar retentierecht en geweigerd de boekhouding van klaagster aan haar over te dragen.
Beroep op retentierecht onterecht, verzuim te gering
In de uitspraak van de tuchtrechter blijft daarvan (vrijwel) niets overeind. Weliswaar kan worden opgemaakt dat de RA op enig moment aan de horecaondernemers heeft laten weten de financiële stukken pas te willen retourneren wanneer zij de nog openstaande facturen zouden voldoen. Daaruit blijkt ook dat de RA, nadat de opvolgende accountant haar erop had gewezen dat zij geen retentierecht had met betrekking tot de boekhouding van de horecaondernemers, hen in de gelegenheid heeft gesteld alle stukken te komen ophalen. De Accountantskamer acht dit verzuim van te gering tuchtrechtelijk gewicht om dit klachtonderdeel gegrond te verklaren. Daarbij is in aanmerking genomen dat de horecaondernemers zelf hebben aangevoerd dat de RA “in eerste instantie” heeft geweigerd de boekhouding mee te geven nadat de horecaondernemers een andere accountant in de arm hadden genomen. Dat duidt erop dat de RA vrij snel heeft ingezien dat zij dit niet hoorde te doen. Meegewogen is ook dat gesteld noch gebleken is dat de horecaondernemers nadeel hebben ondervonden door de aanvankelijke weigering van de RA om de eigen financiële stukken van de horecaondernemers terug te geven.
Ondernemer zelf niet op tijd gereageerd
Ook de andere klachtonderdelen worden ongegrond verklaard. Het door de RA (namens de shoarmazaak) te laat indienen van bezwaarschriften tegen besluiten van de belastingdienst is niet aan de RA te wijten, omdat (zo begrijpt de Accountantskamer het relaas hierover in het verweerschrift) één van de horecaondernemers zelf, aan wie de besluiten waren gezonden, op het verzoek van de RA om haar die besluiten te doen toekomen, opdat zij bezwaar zou kunnen maken, niet tijdig heeft gereageerd. De horecaondernemers hebben deze stelling niet weersproken. In het klaagschrift wordt onder verwijzing naar een aantal bijgevoegde bezwaarschriften ook gesteld dat de motivering daarvan, anders dan verwacht mocht worden van een professional zoals de RA, “zwak of niet vermeld” is. De Accountantskamer is van oordeel dat de horecaondernemers hiermee niet voldoen aan hun plicht om feiten en omstandigheden te stellen die tot tuchtrechtelijke aansprakelijkheid leiden, omdat zij verzuimen concreet uiteen te zetten in welk(e) opzicht(en) de motivering tekortschiet. ‘Klaagster stelt in dit verband ook dat betrokkene vooraf had kunnen weten dat de belastingdienst haar verzoek (namens klaagster) om in te stemmen met een betalingsregeling voor de opgelegde naheffingsaanslagen niet zou honoreren, gelet op de betalingstermijn, die de belastingdienst dan pleegt te hanteren. Dit verwijt gaat eraan voorbij dat de belastingdienst het verzoek ook om andere redenen heeft afgewezen.’
Geef een reactie