Een RA bij wiens kantoor langere tijd poststukken van andere ondernemers werden geopend heeft bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) geen succes met zijn poging om de waarschuwing teniet gedaan te krijgen die hij in juli vorig jaar bij de Accountantskamer kreeg opgelegd.
Het kantoor waar de RA aandeelhouder en adviseur is nam op 1 april 2017 een accountants-, administratie- en belastingadviespraktijk over. Het overgenomen bedrijf verhuisde per die datum zijn dossiers en medewerkers naar het adres van het bedrijf van de RA. Ook de post van het overgenomen kantoor liet het bedrijf doorsturen naar het nieuwe adres. De huurovereenkomst van de tot dan toe door het overgenomen bedrijf gebruikte (van PostNL gehuurde) postbus met een afhaal- en brengservice werd overgenomen en voortgezet.
Zoekgeraakte post
Dat laatste leverde al snel problemen op, want ook enkele andere bedrijven die op het oude adres van het overgenomen bedrijf waren gevestigd maakten gebruik van de postbus. Het bedrijf waar de RA werkzaam is kreeg dus ook post binnen die niet voor het kantoor bestemd was. Die post werd geopend, er werden kopieën van gemaakt en vervolgens retour afzender gestuurd, zonder de geadresseerden in te lichten. Enkele betrokkenen kwamen er al snel achter dat er post zoekraakte en mailden de RA over de kwestie. Dat leverde weinig op, waarop één van de betrokkenen de RA per mail beschuldigde van het achterhouden van post en een tuchtrechtelijke klacht aankondigde.
Hoger beroep
De RA kreeg vorig jaar een waarschuwing opgelegd, maar legde zich daar niet bij neer. In hoger beroep kwam hij onder andere op tegen het (eind)oordeel van de Accountantskamer dat hij heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professionaliteit als bedoeld in artikel 2, onder a, in samenhang met artikel 4 van de VGBA. Daartoe voerde hij aan dat bij het accountantskantoor waar hij werkte regelmatig poststukken binnenkwamen die geadresseerd waren aan klanten van het kantoor en die per adres naar het kantoor werden gestuurd. Daarom kon niet aanstonds op basis van de naam van de geadresseerden worden vastgesteld dat het poststuk kennelijk niet voor het accountantskantoor was bestemd en werden alle binnenkomende poststukken geopend.
Geen schending briefgeheim
Naar de mening van de RA valt het abusievelijk openen van verkeerd bezorgde brieven niet onder schending van het briefgeheim, zeker niet als het poststuk het adres van de ontvanger vermeldt. De RA bestreed het oordeel van de Accountantskamer dat het zijn plicht was om bij het gebruik maken van de verhuis/doorzendservice ervoor te zorgen dat de niet voor zijn kantoor bestemde post ongeopend bleef en dat de geadresseerden op zijn minst over de ontvangst daarvan werden geïnformeerd. Volgens de RA is onduidelijk uit welke geschreven of ongeschreven rechtsregel die plicht voortvloeit. Daarnaast heeft de Accountantskamer volgens hem bij haar oordeel ten onrechte in aanmerking genomen dat als onweersproken vast zou staan dat hij wist dat op de desbetreffende poststukken vermelde geadresseerden gevestigd waren op het adres waar het overgenomen kantoor eerst was gevestigd en dat hij wist wie hij moest aanspreken. De RA ontkende dat de op de desbetreffende poststukken vermelde geadresseerden nog waren gevestigd op dat adres. Hij betwistte tevens te weten wie hij moest aanspreken. Daarnaast is het retour zenden naar de afzender in Nederland algemeen gangbaar en gebruikelijk, voerde hij aan.
Geen tuchtrechtelijk verwijt
De RA heeft verder gemotiveerd betoogt dat hem van het retour afzender zenden van de post geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Ten slotte begrijpt de RA niet wat de Accountantskamer bedoelt met de overweging dat hij in het licht van het feit dat de post pas na zijn fiattering retour afzender kon worden gezonden, omdat eerst beoordeeld moest worden of de post niet was ingekomen in verband met een dossier van een cliënte, onvoldoende heeft weersproken dat hij de voor derden bestemde poststukken heeft gelezen. De RA heeft naar eigen zeggen van de inhoud van de poststukken geen kennis genomen en had ook geen enkele bemoeienis bij het verwerken van de post.
CBb: grieven falen
Het College is van oordeel dat deze grieven falen. Niet bestreden is dat na verhuizing van de accountants-, administratie- en belastingadviespraktijk naar het nieuwe adres van het overgenomen kantoor door gebruikmaking van de doorzendservice voor dat adres en de overname van de postbus vertrouwelijke poststukken door het overnemende accountantskantoor zijn ontvangen die aan andere bedrijven waren gericht en zonder toestemming van de geadresseerden zijn opengemaakt door medewerkers van het accountantskantoor van de RA. Het College onderschrijft het oordeel van de Accountantskamer dat, omdat het accountantskantoor van de RA van de entiteiten die gevestigd waren op het adres alleen de accountants-, administratie- en belastingadviespraktijk had overgenomen en een aantal (rechts)personen op dat adres achterbleef, het tot de plicht van de RA behoorde om bij het gebruik maken van de verhuis/doorzendservice voor dat adres ervoor te zorgen dat de niet voor zijn kantoor bestemde post ongeopend bleef.
Briefgeheim
Het betoog van de RA dat geen sprake is van het schenden van het briefgeheim brengt het College niet tot een ander oordeel, ook omdat de Accountantskamer dit verwijt niet aan de gegrondheid van de klachten ten grondslag heeft gelegd. Dit laat onverlet dat de RA tuchtrechtelijk kan worden aangesproken voor het feit dat de medewerkers van zijn kantoor zonder toestemming voor derden bestemde vertrouwelijke poststukken hebben geopend. De stelling van de RA dat hij geen kennis heeft genomen van de inhoud van de poststukken – wat daar ook van zij – leidt het College evenmin tot een ander oordeel.
Tuchtrechtelijk verwijt
Voor zover de RA in hoger beroep betoogt dat hem geen enkel tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt omdat niet duidelijk was voor wie de poststukken waren bestemd, volgt het College hem ook daarin niet. Dat de geopende poststukken voor derden waren bestemd blijkt uit de adressering van de bij het klaagschrift gevoegde kopieën van poststukken. Geen enkel van die geopende poststukken is aan het kantoor van de RA gericht, zodat hij volgens het CBb niet kan worden gevolgd in zijn betoog dat niet aanstonds kon worden vastgesteld dat de poststukken niet voor zijn kantoor waren bestemd. Het stond hem dan ook niet vrij de poststukken die voor derden waren bestemd zonder toestemming van de geadresseerden te openen. Dat de poststukken per abuis zijn geopend heeft de RA niet aannemelijk gemaakt. Bovendien valt dit niet te rijmen met de in het hogerberoepschrift opgenomen verklaring van de RA dat alle binnenkomende poststukken werden geopend.
Plicht om te informeren
Anders dan de RA heeft bepleit behoorde het naar het oordeel van het CBb tot zijn verantwoordelijkheid de geadresseerden te informeren over de ontvangst van de niet voor de accountants-, administratie- en belastingadviespraktijk bestemde poststukken. Het College neemt daarbij, evenals de Accountantskamer, in aanmerking dat de RA wist dan wel had kunnen en moeten weten wie hij bij vragen aan moest spreken. De RA heeft ter zitting bij het College immers aangegeven dat hij met een van de klagende ondernemers contact heeft gehad, zodat hij in ieder geval over haar contactgegevens had kunnen beschikken. Bovendien had hij zich kunnen wenden tot een andere ondernemer, die als zzp-er werkzaam was bij de accountants-, administratie- en belastingadviespraktijk en bij de overname is overgegaan naar zijn kantoor. Het betoog van de RA dat het retour zenden naar de afzender in Nederland algemeen gangbaar en gebruikelijk is, miskent dat dit niet voor de hand ligt indien de poststukken, zoals in het onderhavige geval, op juiste wijze zijn geadresseerd.
Tuchtrechtelijke verwijtbaarheid
Dat één van de gedupeerde bedrijven a) zelf gebruik maakte van een niet aan haar toebehorende postbus, b) zelf gebruik had kunnen maken van de doorzendservice van PostNL, c) wist dat de accountants,- administratie- en belastingadviespraktijk was overgenomen, en d) wist dat de activiteiten van de accountants,- administratie- en belastingadviespraktijk per 1 april 2017 zouden worden beëindigd, wat daar ook van zij, neemt niet weg dat de RA tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hij had als accountant een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van voor derden bestemde poststukken, ook als die binnenkwamen via de door de accountants,- administratie- en belastingadviespraktijk gebruikte postbus waarvan ook een ander bedrijf reeds jaren gebruik maakte.
Naar het oordeel van het College moet de RA in het bijzonder worden aangerekend dat poststukken naar de afzender retour zijn verstuurd ook nadat één van de gedupeerde ondernemers de RA op 23 mei 2017 had voorgesteld om de voor haar bestemde poststukken zelf op te halen en de RA ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat hij ook nadien geen extra maatregelen heeft getroffen teneinde te voorkomen dat voor derden bestemde poststukken worden opengemaakt.
Het College onderschrijft dan ook het oordeel van de Accountantskamer dat de RA met dit handelen en nalaten het accountantsberoep in diskrediet kon brengen en daarmee het fundamentele beginsel van professionaliteit als bedoeld in artikel 4 van de VGBA heeft geschonden.
Ten aanzien van de opgelegde maatregel ziet het College geen aanleiding te komen tot een andere maatregel dan de door de Accountantskamer opgelegde maatregel van waarschuwing, die het College ook passend en geboden acht.
Geef een reactie