Een woordvoerder van de Onderwijsinspectie legt uit waarom een cum laude geslaagde Vwo’er niet welkom is op vervolgopleidingen: “Uiteraard twijfelen we niet aan de kwaliteit van deze jongeman, maar uit zijn registraties blijkt dat hij weinig tijd heeft besteed aan zijn Vwo-studie. Uit onderzoek is gebleken dat de studenten die te weinig vlieguren hebben gemaakt bij hun vooropleiding als groep een lagere kwaliteit heeft. Derhalve hebben we besloten deze groep niet toe te laten tot vervolgopleidingen. De betreffende student valt helaas binnen deze groep.”
Uiteraard is deze situatie fictief. Als het de waarheid was zou het verbazing of verontwaardiging oproepen. Ons accountantskantoor zou zomaar eens die student kunnen gaan worden. In het rapport ‘AFM data-analyse niet-OOB-accountantsorganisaties’ van 2 februari 2021 wordt de conclusie getrokken dat de kwaliteit van de kleinere kantoren lager is dan van grotere kantoren (‘kleiner’ is <15 wettelijke controles en/of < € 16.000 vergoeding per wettelijke controle). Gezien haar rol doet de AFM formeel geen aanbeveling. Wel roept ze de sector en andere belanghebbenden op te reflecteren op deze uitkomst en ze roept de sector op om omwille van kwaliteitsbevordering meer kennis en ervaring met het verrichten van wettelijke controles op te bouwen. Daaruit concludeer ik dat de AFM er voorstander van is dat de controlepraktijk van deze kleinere kantoren groter moet worden.
De mix van karakter, leeftijd en beroepservaring zorgt bij mij voor een laag naïviteitsniveau. De AFM heeft belang bij het reduceren van het aantal vergunningen zodat het toezicht vereenvoudigd wordt. De gestelde grens (15) en de gehanteerde data (vanaf 2014 volgens het SRA) leiden tot bijna een halvering van het aantal vergunninghouders. Over de data: het SRA heeft inmiddels gesteld dat er belangrijke statistische en methodologische tekortkomingen zijn geconstateerd bij de uitvoering van de data-analyse, onder meer door het gebruik van data vanaf 2014. Ik mag hopen dat er objectief naar de kwaliteit van dit moment wordt gekeken en niet een situatie waarin data van 7 jaar worden meegenomen. Inmiddels heeft minister Hoekstra gereageerd dat een vliegurencriterium voorlopig niet in beeld is, maar dat dit zou kunnen wijzigen als de beoogde kwaliteitsverbetering uitblijft. Dus uitstel, maar nog zeker geen afstel. En het geeft een onrustig gevoel.
Ten eerste vind ik dat een toezichthouder zich niet moet bemoeien met een dergelijke maatregel. Ook het indirect neerleggen van een gedachte hieromtrent is een ongewenste functievermenging. De taak van de toezichthouder is en blijft om de kwaliteit te bewaken en binnen het speelveld de deelnemers die onvoldoende kwaliteit leveren, ongeacht de grootte, aan te pakken binnen de mogelijkheden van wet- en regelgeving. Het beïnvloeden van het aantal deelnemers binnen dat speelveld behoort volgens mij niet tot de verantwoordelijkheden. Ten tweede voelt het onrechtvaardig dat een dergelijke maatregel effect heeft op een collectief. Het invoeren van een minimumaantal vlieguren is generalistisch (een hele groep wordt geoormerkt) en willekeurig (waarom 15 en geen 5 of 50?). Er worden kantoren uitgesloten die op het gewenste kwaliteitsniveau zitten. De ‘goeden zouden dan onder de kwaden’ gaan lijden. Ten derde zal deze maatregel averechts uitwerken. Kwaliteitsverbetering is het streven, kwaliteitsverslechtering het gevolg.
Als een kleiner kantoor inderdaad mindere kwaliteit levert, dan zou dat moeten blijken uit klantovernames tussen deze twee groepen kantoren. Het controledossier dat van een groter naar een kleiner kantoor gaat zou een kwaliteitsteruggang moeten laten zien en vice versa. Is dit onderdeel geweest van een onderzoek of data-analyse? Vanuit onze praktijk kan ik voorbeelden aanleveren waaruit het tegendeel blijkt. Uiteraard slechts deelwaarnemingen en dus nog niets zeggend over de totale populatie, maar wel het onderzoeken waard. Vergelijk twee kantoren en je ontdekt kwaliteitsverschillen. Maar de oorzaak is niet de grootte, maar de mindset van een kantoor. Hoe wordt omgegaan met onder andere, maar niet limitatief: het binden en boeien van goede medewerkers, de tone at the top, de cultuur, de werkdruk & het personeelsverloop, de kwaliteitsgedrevenheid, de financiële drijfveren?
Een kleiner kantoor zou in potentie zelfs een hogere kwaliteit kunnen hebben dan een groter kantoor. Hoe groter de massa, hoe slechter de beheersbaarheid en stuurbaarheid. Daarnaast zal meer massa leiden tot een steeds meer gemiddeld niveau. Een kleiner kantoor kan eenvoudiger grip houden op cultuur en kwaliteit en kan daarmee een bovengemiddeld niveau bereiken. Bij mindere omstandigheden zal het niveau onder het gemiddelde zakken. De volatiliteit van een kleiner kantoor is hoger. Kleine kantoren met de juiste ambitie hebben een prachtig platform om goede kwaliteit te leveren. Het invoeren van een generalistisch vliegurencriterium zorgt dan toch voor kwaliteitsverlies? Er komt zeker een aderlating door het afhaken van goede auditprofessionals. Zij hebben bewust gekozen voor een kleiner kantoor en willen om hen moverende redenen niet op een groter kantoor werken. Het vermindert de capaciteit, terwijl personeelsschaarste onze grootste uitdaging is. En dan komt dit klantensegment, voornamelijk de middelgroot geworden DGA-bedrijven, bij de grotere kantoren. De werkdruk neemt nog verder toe en daardoor het personeelsverloop wellicht ook. Wat doet dit met de aandacht en dus de kwaliteit van dit soort controles? Het aantal aanbieders daalt, daarnaast wordt de drempel voor toetreders op de controlemarkt hoger. Gevolg: concurrentievermindering en daardoor mogelijk kwaliteitsverlies.
Tip voor een effectieve maatregel: Ik bespeur een verband tussen de kwaliteit van het dossier en de bestede uren aan het dossier/het controleteam door de externe accountant/audit manager. Die personen zijn het meest toegerust om kwaliteit te laten stijgen. Een onderzoek hiernaar zou waardevolle inzichten leveren.
Anti-discriminatie is terecht een belangrijk maatschappelijk issue. Het zal mij toch niet gaan gebeuren dat ik voor de eerste keer een gediscrimineerd gevoel krijg vanuit het beroep dat ik uitoefen? Daarom eindig ik met het statement: Als kleiner kantoor willen we niet gediscrimineerd worden op onze omvang, maar willen we gewoon beoordeeld worden op onze kwaliteit!
Gerbrand Burink is partner bij HZW accountants & belastingadviseurs.
een bekend probleem: nog steeds wordt er gedacht dat groter beter is;
het speelt ook in mijn beroepsgroep (advocatuur) waar de gedachte leeft dat je toch vooral de eenpitters in de gaten moet houden, want daar zou de kwaliteit onder druk staan;
het speelt ook in de gezondheidszorg; ook daar is de gedachte “groter is beter” bepaald niet dood.
Dag Gerbrand, je hebt natuurlijk helemaal gelijk. Zie ook mijn commentaar op de eerdere berichtgeving, elders op deze website. Als er daadwerkelijk verband zou zijn tussen omvang en kwaliteit dan zouden overigens de echt grote kantoren hier blijk van hebben moeten geven met klinkende uitslagen van door de AFM gehouden reviews. Het kan zijn dat ik nou net die berichtgeving heb gemist (….).