De Tweede Kamer keerde zich woensdag bij de Algemene Beschouwingen tegen de verhuurderheffing, een belasting op sociale huurwoningen die vooral corporaties betalen. Dit is in lijn met de verkiezingsprogramma’s. De VVD was in maart de enige partij die de verhuurdersheffing wilde behouden.
Sociale woningbouw
De verhuurderheffing is een belasting op de waarde van sociale huurwoningen die in 2013 werd ingevoerd. In principe vallen alle huurhuizen met een maandhuur tot €752,33 onder de maatregel. Alle verhuurders die meer dan vijftig sociale woningen verhuren, moeten de jaarlijkse heffing betalen. De hoogte wordt afgeleid van de WOZ-waarde. Corporaties betalen een bepaald percentage over die WOZ-waarde. Dit jaar is dat tarief 0,526%. Verhuurders in de vrije sector hoeven deze belasting niet te betalen.
Inkomsten
De ‘primaire doelstelling’ van de verhuurderheffing is ‘het genereren van inkomsten’, zo staat in een toelichting op de wet. Het idee was dat woningcorporaties geld genoeg hadden en er best iets van hun inkomsten kon worden afgeroomd. Dit jaar ontvangt het Rijk ruim €1,8 mrd uit de verhuurdersheffing. Uit de dinsdag gepresenteerde Miljoenennota bleek dat dit bedrag de komende jaren iets afneemt, maar daarna groeit naar ruim €2,3 mrd in 2025. Die stijging heeft deels te maken met de gestegen huizenprijzen. Woningcorporaties stellen dat ze door deze fiscale maatregel de broekriem moeten aanhalen en minder nieuwbouw kunnen realiseren en duurzaamheidsdoelen kunnen behalen.
Prestatieafspraken
Een vorig jaar gepresenteerd onderzoek in opdracht van drie ministeries en branchevereniging Aedes ondersteunde deze lezing. Woningcorporaties komen op termijn €30 mrd tekort. Daarmee zouden zij een kwart van de gevraagde investeringen in nieuwbouw en het verduurzamen van huizen niet kunnen waarmaken. Branchevereniging Aedes juicht afschaffing van de verhuurdersheffing toe. ‘Dan kunnen we al onze opgaven op het gebied van nieuwbouw, verduurzaming, leefbaarheid en betaalbare huur halen’, zegt voorzitter Martin van Rijn in het Financieele Dagblad. ‘En als de verhuurderheffing eraf gaat, kunnen we prima prestatieafspraken maken over het aantal te bouwen woningen.’
Donderdag zei premier Rutte in de Kamer dat afschaffen van de zogeheten verhuurderheffing voor hem niet onbespreekbaar is. ‘Ik ben niet getrouwd met de verhuurderheffing’, zei de VVD-leider op de tweede dag van het debat over de Miljoenennota. ‘Maar dan moet de dekking wel zijn geregeld.’
De gemeenten waren eens de woningbouwers van “het dorp”. Door de noodzakelijk geachte vooruitgang werden dat rechtspersonen. Nog een klein beetje aangestuurd door de overheid. Vooral het toenmalige ministerie van Volkshuisvesting zette ze op het verkeerde been door na een koehandeltje met leningen het advies te geven om de eigen broek op te houden door het spelen voor projectontwikkelaar. Wettelijk werd dat mogelijk. Dat zorgde voor een onbegrensde geldstroom waardoor de woningcorporaties al snel het goed omgaan met geld verleerden. Die excessen die de publiciteit wel haalden zorgden, zeker bij de burger, voor een beeld dat niet voor de gehele bedrijfstak opgang deed. Door het invoeren van de verhuurdersheffing (eigenlijk geen juiste naam want het is niet meer dan gewoon een belasting) en de uit Brusselse regelgeving voortkomende verplichting tot het gaan betalen van vennootschapsbelasting noodzaakten de corporaties te gaan beseffen dat het verschijnsel van het “over de drempels klotsende geld” voorgoed voorbij was. Daarbij komt dat alle rapporteringsverplichtingen die de overheid bedacht hebben om van het -voor Den Haeghsen- ongelofelijke vermogen dat in de stenen zit (en helaas voor hen ook blijft zitten) zo snel mogelijk leuke dingen te kunnen doen.
En de corporaties? Nou, dat blijven echte Hollanders, ze hebben een hekel aan belasting betalen. Ach, ja wie niet?