Het concurrentiebeding van een oud-salesmedewerker wordt door de rechtbank Amsterdam in kort geding deels geschorst, omdat dit beding te beperkend is. De werknemer mag per 1 april 2022 aan de slag bij een concurrent in Londen.
In de gedeeltelijke schorsing van het beding weegt onder meer mee dat de werknemer maar kort voor de werkgever werkte, vanwege persoonlijke redenen naar Londen wilde verhuizen en zijn werk bij de concurrent een promotie is. Daarnaast zette de werkgever geen stappen om de werknemer voor het bedrijf te behouden. Zijn recht op vrije arbeidskeuze weegt zwaarder dan dat van de werkgever om concurrentiegevoelige informatie te beschermen. Ook blijft de oud-werknemer gebonden aan het relatie-, wervings- en geheimhoudingsbeding.
Wat is de situatie?
De werknemer is op 1 november 2018 bij de werkgever in dienst getreden en sinds 1 november 2020 voor onbepaalde tijd werkzaam in de functie van Sales Trader 2. De werknemer heeft in maart 2021 bij zijn voormalig manager te kennen gegeven dat hij naar Londen wil verhuizen om dichterbij de familie van zijn vrouw te kunnen wonen en dat hij graag met de werkgever de mogelijkheden wil verkennen om vanuit het Verenigd Koninkrijk te blijven werken, eventueel door daar een nieuwe vestiging te openen. Bij e-mail van 24 juni 2021 heeft de werknemer zijn wensen herhaald en aangedrongen op overleg hierover in verband met de naderende geboorte van zijn kind en de geplande verhuizing eind 2021. In reactie hierop heeft de werkgever de werknemer laten weten dat het niet mogelijk is om voor een langere periode dan zes maanden vanuit Londen voor de werkgever te werken en dat de werkgever niet de intentie heeft om daar op korte termijn een nieuwe vestiging te openen.
Andere baan in Londen
De werknemer heeft de werkgever bij e-mail van 11 augustus 2021 op de hoogte gebracht van het aanbod om bij een werkgever in Londen in dienst te treden en dat hij besloten heeft dit aanbod te accepteren. Op 18 augustus 2021 heeft de werknemer een bericht gekregen dat de werkgever de mogelijkheden wil onderzoeken zodat de werknemer voor de werkgever kan blijven werken onafhankelijk van waar hij woont. De werknemer heeft op 20 augustus 2021 laten weten dat het aanbod te laat komt en dat hij verder wil met het bedrijf in Londen.
Concurrentiebeding
De werknemer heeft op 23 augustus 2021 een bericht ontvangen dat de werkgever hem zal houden aan zijn concurrentiebeding, omdat de nieuwe werkgever een directe concurrent van de werkgever is, waarop de werknemer op 31 augustus 2021 heeft voorgesteld dat hij niet eerder dan per 1 januari 2022 in dienst zal treden bij het bedrijf en dat het concurrentiebeding in duur zal worden beperkt tot 3 maanden. De werkgever heeft de werknemer op 8 en 17 september 2021 bericht dat hij hem onverkort zal houden aan het concurrentiebeding. Op 28 september 2021 heeft de werknemer de arbeidsovereenkomst met de werkgever opgezegd tegen 1 november 2021. Hij is op die datum uit dienst getreden.
Naar de rechter
De werknemer stapt naar de rechter en stelt dat hij door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld. De kennis die de werknemer volgens de werkgever heeft opgedaan betreft geen specifieke (voor de concurrent waardevolle) bedrijfsgeheimen. Daarnaast blijft de werknemer gebonden aan het relatie-, wervings- en geheimhoudingsbeding. Verder moet in aanmerking worden genomen de relatief korte duur van het dienstverband en het feit dat de werknemer financieel een periode van 12 maanden niet kan overbruggen, terwijl bij het nieuwe bedrijf zijn (financiële) positie in aanzienlijke mate zal verbeteren. Dit alles moet worden gezien tegen de achtergrond dat de werknemer de werkgever om persoonlijke redenen verlaat die hij vanaf maart 2021 aan de werkgever kenbaar heeft gemaakt.
Zwaarder belang
De werkgever heeft de werknemer herhaaldelijk verteld dat hij niet binnen afzienbare tijd een kantoor in Londen gaat openen en dat werken vanuit Londen slechts voor korte duur mogelijk is. Om die reden is de werknemer verder gaan kijken. Het aanbod van 18 augustus 2021 is niet concreet en komt te laat. Eén en ander maakt volgens de werknemer dat zijn belang bij schorsing van het concurrentiebeding zwaarder weegt dan het belang van de werkgever bij handhaving daarvan.
Ook billijke vergoeding
Ter onderbouwing van de (meer) subsidiair gevorderde vergoeding stelt de werknemer dat het zeer aannemelijk is dat hij door het concurrentiebeding niet werkzaam kan zijn in zijn eigen werkveld als trader/handelaar. Daardoor is hij genoodzaakt met een minder goed betaalde betrekking genoegen te nemen, terwijl het wonen in Londen duur is. Een billijke vergoeding als gevorderd is dan op zijn plaats, aldus de werknemer.
Wat oordeelt de kantonrechter?
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft de werkgever voldoende aannemelijk gemaakt dat de nieuwe werkgever een directe concurrent van de werkgever is. De nieuwe werkgever krijgt met de komst van de werknemer een voordeel ten nadele van de werkgever en daarmee overtreedt de werknemer bij indiensttreding bij het nieuwe bedrijf het concurrentiebeding. Vervolgens is de vraag aan de orde of de werknemer onbillijk wordt benadeeld bij handhaving van het concurrentiebeding. Volgens de kantonrechter is voorshands voldoende aannemelijk dat de bodemrechter het concurrentiebeding gedeeltelijk zal vernietigen, zodat vooruitlopend daarop een gedeeltelijke schorsing daarvan op zijn plaats is.
Belang werknemer weegt zwaarder
Het belang van de werknemer om door gedeeltelijke schorsing van het concurrentiebeding in staat te worden gesteld op enig moment bij het nieuwe bedrijf in dienst te treden weegt zwaarder dan het belang van de werkgever bij volledige handhaving daarvan, temeer daar het relatie-, wervings- en geheimhoudingsbeding onverkort gelden. De werknemer heeft feitelijk in verband met zijn ouderschapsverlof vanaf eind september 2021 niet meer voor de werkgever gewerkt en hij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn werkzaamheden betrekking hebben op een sterk fluctuerende markt, waardoor informatie snel verouderd is. De marktstrategie- en positie van de werkgever als geheel is (dagelijks/wekelijks) aan verandering onderhevig. Mede gelet hierop verwacht de kantonrechter dat de duur van het concurrentiebeding in een eventuele bodemprocedure redelijkerwijze tot vijf maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden beperkt.
Geen billijke vergoeding
Voor toekenning van de gevorderde billijke vergoeding is vereist dat op voorhand voldoende aannemelijk is dat het concurrentiebeding de werknemer in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van de werkgever te werken. Dat is volgens de kantonrechter niet het geval. Daartoe wordt overwogen dat het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij de werknemer ligt en hij ter zitting heeft verklaard het wel enige tijd te kunnen ‘uitzingen’, mede omdat zijn partner ook inkomen heeft.
Verder is het de werknemer, zoals de werkgever ter zitting onweersproken heeft toegelicht, wel toegestaan om elders, bijvoorbeeld voor een klant van de werkgever, te werken. Uit het CV van de werknemer blijkt daarnaast dat hij breder is opgeleid en dus ook buiten de branche waar hij nu werkt een passende baan kan zoeken. Dit deel van de vordering wijst de kantonrechter daarom af.
Uitspraak Rechtbank Amsterdam, 30 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6919
Geef een reactie