Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft drie sets schriftelijke vragen van de Kamerleden Nijboer (PvdA), Van Dijk (CDA) en Grinwis (CU) beantwoord over het bericht ‘Zwartspaarder spint garen bij schrappen vermogenstaks’. De strekking van de antwoorden is dat het beeld dat zwartspaarders hun zwarte geld alsnog kunnen melden zonder dat dit leidt tot boete of navordering, nuance behoeft. Er zijn nog steeds mogelijkheden om na te vorderen, te beboeten en strafrechtelijk te vervolgen. Van Rij wil daarom benadrukken dat wel degelijk kan en wordt opgetreden tegen zwartspaarders. De Belastingdienst zal per zaak onderzoeken en beoordelen wat rechtens juist is.
Op de vraag van PvdA’er Nijboer of het klopt dat de Belastingdienst niet of nauwelijks belasting kan navorderen over zwart geld naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad antwoordt Van Rij:
Zoals bekend, heeft de Hoge Raad op 24 december 2021 geoordeeld dat de met ingang van 1 januari 2017 geldende vermogensrendementsheffing in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in het geval een belastingplichtige door dit forfaitaire stelsel wordt geconfronteerd met een heffing waarbij wordt uitgegaan van een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement (het Kerstarrest, ECLI:NL:HR:2021:1963). Het recht zoals dat vanaf deze datum luidt, geldt voor een ieder wiens aanslag inkomstenbelasting over kalenderjaren vanaf 2017 nog niet onherroepelijk vaststond of aan wie daarna over deze kalenderjaren een belastingaanslag inkomstenbelasting is of wordt opgelegd. Dit kunnen ook belastingplichtigen zijn aan wie na 24 december 2021 een belastingaanslag opgelegd wordt wegens niet eerder aangegeven box 3- vermogensbestanddelen, bijvoorbeeld vanwege in het buitenland aangehouden vermogen of contant gehouden vermogen.
De forfaitaire rendementspercentages die onder de herstelwetgeving (2017-2022) worden toegepast op de verschillende vermogenscategorieën banktegoeden (I), overige bezittingen (II) en schulden (III) zijn uitgewerkt in een beleidsbesluit, dat gecodificeerd wordt in wetgeving. Voor banktegoeden loopt dit percentage af van 0,25% in 2017 naar 0,01% in 2021. Dit betekent inderdaad dat het bedrag aan na te vorderen belasting over het rendement over niet aangegeven (buitenlandse) banktegoeden gering is. De zogenoemde zwartspaarders hoeven echter niet alleen (buitenlandse) banktegoeden te hebben. Over (buitenlandse) overige bezittingen, waaronder contant geld, bedraagt het forfaitaire rendementspercentage in dezelfde kalenderjaren tussen de 5,28% en de 5,69%. Daarnaast bedraagt de navorderingstermijn bij in het buitenland gehouden of opgekomen inkomen of vermogen twaalf in plaats van vijf jaar. Deze termijn beslaat ook jaren vóór 2017 en het bedrag aan na te vorderen belasting zal voor die jaren berekend worden op basis van de toen geldende forfaitaire rendementspercentages. Bovendien zal, indien aannemelijk is dat de box 3-vermogensbestanddelen afkomstig zijn bijvoorbeeld uit (niet aangegeven) inkomen in box 1 of box 2, ook de daarover verschuldigde belasting alsnog geheven worden en – indien de omstandigheden daartoe aanleiding toe geven – een vergrijpboete worden opgelegd. Voor de erfbelasting geldt in deze situaties verder een onbeperkte navorderingstermijn en daar kan eveneens – indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven – een vergrijpboete worden opgelegd. Ten slotte kan tot strafrechtelijke vervolging worden overgegaan door het Openbaar Ministerie.
De volledige beantwoording is hier te vinden.
Kamer wil noodreparatie om voordeel zwartspaarders door box 3-arrest aan te pakken
Geef een reactie