
Het kantoor van een AA-accountant leende 50.000 euro van een klant, een echtpaar. Nadat de man was overleden eist zijn echtgenote dat de lening per direct werd afgelost. Toen de accountant aangaf niet meteen te kunnen betalen, moest hij volgens de vrouw zijn vakantiehuis in Frankrijk maar verkopen. Ze diende een klacht in bij de Accountantskamer omdat haar accountant onprofessioneel zou hebben gehandeld.
Het kantoor leende in 2014 twee keer 25.000 euro van een klant, een man en zijn echtgenote. De bedragen werden per 1 oktober 2020 opeisbaar. De eigenaar van het kantoor, een AA-accountant, was voor de terugbetaling persoonlijk aansprakelijk. Nadat de man op 2 mei 2022 overleed en zijn vrouw een dag later in coma raakte, nam de zoon van het echtpaar contact op met de accountant en zijn kantoor over het aflossen van de leningen. Op 21 mei sommeerde de advocaat van de vrouw dat het accountantskantoor haar lening van 25.000 euro binnen twee weken zou aflossen.
De AA-accountant liet weten hier niet toe in staat te zijn. Enerzijds betwistte hij dat de lening onmiddellijk opeisbaar was. Daarnaast voerde hij aan dat hij door een coronabesmetting ernstig ziek was geworden en een tijd niet had kunnen werken. Daardoor was de aflossing van de lening een probleem. Door ziekte was hij een tijd uit de running geweest. Uiteindelijk lukte het hem de 25.000 euro op 2 augustus 2022 volledig terug te betalen. Over de gerechtelijke incassokosten werden beide partijen het echter niet eens.
Lichtzinnig
De vrouw wendde zich tot de Accountantskamer met de klacht dat haar accountant had gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Hij had de lening niet zo ‘lichtzinnig’ mogen aangaan, zou misbruik hebben gemaakt van zijn vertrouwenspositie en zijn hoedanigheid van accountant. Het uitgeleende bedrag van € 25.000 was de pensioenspaargeld van de klaagster. Zij wilde het geld alleen ter beschikking stellen aan het accountantskantoor, omdat zij het kantoor volledig vertrouwde en kon rekenen op prompte terugbetaling. De accountant had haar moeten wijzen op de risico’s die kleven aan de overeenkomst van geldlening. Bovendien had hij een persoonlijk belang bij de geldlening, hetgeen het achterwege laten van voldoende advisering in strijd brengt met de beginselen van vakbekwaamheid/zorgvuldigheid en van objectiviteit.
Niet-ontvankelijk
De Accountantskamer wilde dit klachtonderdeel echter niet behandelen, omdat de klacht te laat was ingediend. Hoewel met ingang van 1 januari 2019 een klachttermijn van tien jaar na het moment van de verweten gedraging geldt, was de oude klachttermijn (die drie of zes jaar was) al vóór 1 januari 2019 verstreken. Daarom was de klaagster niet ontvankelijk (artikel 51 van de Wet tuchtrechtspraak accountants). De lening was op 17 oktober 2014 aangegaan. De vrouw had dus tot 17 oktober 2017 de gelegenheid om haar klacht in te dienen, ook al was er op die datum nog geen enkel probleem met de geldlening die immers pas vanaf oktober 2020 opeisbaar werd.
De vrouw meende verder dat de AA-accountant onprofessioneel en laakbaar had gehandeld sinds het moment waarop de geldlening opeisbaar was. Vanaf 2020 had de klaagster op terugbetaling aangedrongen, maar dit werd op dringende toon afgewend. Omdat de AA-accountant juridisch irrelevante verweren had aangevoerd om onder betaling uit te komen, moest de vrouw een kostbaar incassotraject in gang zetten. De accountant bracht daar tegen in dat de geldlening weliswaar opeisbaar was vanaf oktober 2020, maar dat tot mei 2022 nooit was gevraagd om deze ook daadwerkelijk af te lossen. Sterker nog, in november 2020 was de accountant uit een gesprek gebleken dat de geldverstrekkers blij waren met het rendement. Toen de geldlening alsnog werd opgeëist, had de AA-accountant direct zijn financiële (on)mogelijkheden toegelicht. De inzet van een incassogemachtigde zou daaraan niets veranderen. De AA-accountant maakte daarbij van meet af aan duidelijk dat hij zijn terugbetalingsverplichting wilde nakomen.
Tevreden
De Accountantskamer stelt in haar oordeel dat er geen discussie bestaat over de opeisbaarheid van de geldlening per 1 oktober 2020 en over het feit dat de AA-accountant zich hoofdelijk heeft verbonden tot terugbetaling daarvan. Het valt de AA-accountant echter niet te verwijten dat hij in 2020 niet is overgegaan tot terugbetaling. Immers, de geldverstrekkers waren tevreden en vroegen niet om aflossing van de lening. De Accountantskamer ziet geen bewijs voor onvoldoende professioneel handelen van de AA-accountant.
Maar was er dan wellicht sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen nadat duidelijk was geworden dat de vrouw haar lening terugbetaald wilde zien? De Accountantskamer vindt dat de AA-accountant in zijn e-mailberichten allesbehalve verweren had aangevoerd, zoals klaagster stelde, om onder terugbetaling uit te komen. Integendeel, uit de inhoud en toonzetting blijkt dat de AA-accountant er alles aan gelegen was zijn verplichtingen na te komen. Dat deed hij ook, niet binnen de gevraagde twee weken maar wel binnen drie maanden. De Accountantskamer is van oordeel dat de AA-accountant een voldoende aanvaardbare reden had voor de niet onmiddellijke terugbetaling van de geldlening, zodat hij voldoende professioneel heeft gehandeld. Hij heeft het accountantsberoep niet in diskrediet gebracht door de wijze waarop hij de terugbetaling ter hand heeft genomen en bewerkstelligd.
Lees hier de uitspraak.
In de inleiding wordt eerst gesproken over, geldlening aan een klant.
Eerste alinea hierna begint de regel, leende van een klant.
Bedankt voor uw reactie, we hebben het inmiddels aangepast.