
De klager, zelf registeraccountant, stelt dat de NBA geldelijke bijdragen zonder wettelijke grondslag heft en dat de controlerend accountant deze opbrengsten ten onrechte heeft goedgekeurd. De tuchtrechter volgt hem daarin niet.
Zaak nr: 24/3563 Wtra AK
Wettelijke grondslag verordeningen
De kern van de klacht betrof het verwijt dat de NBA opbrengsten uit geldelijke bijdragen en heffingen verantwoordt zonder wettelijke basis. De klager verwees daarbij naar een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) uit 2006. Daaruit zou volgen ‘dat de ledenvergadering van de NBA bij gebrek aan een uitdrukkelijke wettelijke regeling onbevoegd is regels te stellen ten aanzien van publieke heffingen en dat publiekrechtelijke heffingen een explixiete grondslag behoeven in de wet en dat ook de kwaliteitsonderzoeken zelf geen basis hebben in de wet.’ De betreffende verordeningen, zo stelde klager, zijn op basis daarvan niet rechtsgeldig.
De Accountantskamer gaat daar niet in mee en stelt vast dat de verordeningen waaruit de heffingen voortvloeien – waaronder de Verordening geldelijke bijdragen praktijkopleidingen en de Verordening kosten kwaliteitsbeoordelingen – zijn vastgesteld door de ledenvergadering van de NBA conform artikel 19 van de Wet op het accountantsberoep (Wab) en geldend zijn sinds 13 december 2012. Anders dan klager aanvoert, is de CBb-uitspraak uit 2006 niet relevant: die zag op de toen geldende Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en niet op de huidige Wab.
Ook benadrukt de Accountantskamer dat de toetsing van verordeningen en andere besluiten van de NBA niet tot haar taak behoort: ‘Op grond van het bepaalde in artikel 35 lid 1 Wab kunnen verordeningen en andere besluiten van de NBA bij Koninklijk Besluit worden vernietigd. Dit toezicht is opgedragen aan de Kroon, niet aan een controlerende accountant als betrokkene en niet aan de Accountantskamer. Feit is dat de verordeningen niet zijn vernietigd. In zoverre mist de klacht dan ook feitelijke grondslag.’
Verantwoording en controle van opbrengsten
De accountant had volgens de klacht de opbrengsten voortvloeiend uit de verordeningen niet mogen goedkeuren. De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene deze opbrengsten onderwerp van controle heeft gemaakt. Van onzorgvuldig handelen bij de controle of onjuiste verantwoording is niet gebleken. Er zijn ook geen bezwaren ingediend tegen de verstuurde facturen en de opbrengsten zijn betaald. Daarmee faalt ook de kern van het eerste klachtonderdeel.
Timing en ondertekening jaarrekening
De klager voerde ook aan dat de controleverklaring te laat zou zijn afgegeven en dat niet alle bestuursleden van de NBA de jaarrekeningen hadden ondertekend. In een eerdere uitspraak op een vergelijkbare klacht heeft de Accountantskamer al geoordeeld dat de jaarrekening van de NBA – als openbaar lichaam – niet aan de eisen van Boek 2 BW hoeft te voldoen, maar aan de specifieke bepalingen van de Wab. Die wet stelt géén ondertekeningsverplichting voor bestuursleden.
Ten aanzien van de timing wijst de Accountantskamer opnieuw op haar eerdere uitleg van artikel 29 Wab. De verplichting om binnen 13 weken verslag uit te brengen ziet op het verslag bestemd voor het management en het toezichthoudend orgaan (lid 2), niet op de controleverklaring bij de jaarrekening (lid 3). Er bestaat dan ook geen verplichting voor het afgeven van de controleverklaring binnen 13 weken na het einde van het boekjaar. ‘De uitleg van de Accountantskamer komt erop neer dat er betekenisverschil is tussen de begrippen verslag en verklaring in artikel 29 Wab en dat de jaarrekening dus niet binnen 13 weken na afloop van het boekjaar moet zijn opgesteld, wel binnen zes maanden erna. Daardoor behoeft ook de controleverklaring (anders dan het verslag zoals aangeduid in artikel 29 lid 2 Wab) niet binnen de door klager genoemde termijn van 13 weken te worden uitgebracht.’
Deze uitleg is inmiddels onderwerp van hoger beroep, maar de Accountantskamer ziet op dit moment geen aanleiding daarvan af te wijken.
Intrekking verklaring en communicatie
De klager had de accountant per brief verzocht de goedkeurende verklaringen te herroepen en beschuldigde haar vervolgens van onprofessioneel handelen nadat zij dit weigerde. Volgens klager kwalificeerde de accountant de aankondiging van een tuchtklacht ten onrechte als een bedreiging.
De Accountantskamer ziet ook op dat vlak echter geen tekortkoming bij de RA: ‘De Accountantkamer overweegt als volgt. NV COS 560.14 en verder regelen de door een accountant te volgen procedure indien na het publiceren van de jaarrekening en de verklaring daarbij blijkt dat de jaarrekening in ernstige mate tekortschiet in het geven van het inzicht als bedoeld in artikel 2:362 lid 1 BW.
Uit de hiervoor gegeven overwegingen met betrekking tot klachtonderdeel a vloeit voort dat voor het volgen van voornoemde procedure door betrokkene geen aanleiding bestond. Er is geen sprake van het in de jaarrekeningen verantwoorden van opbrengsten uit geldelijke bijdragen en heffingen waarvoor geen wettelijke basis bestaat en derhalve schieten de jaarrekeningen in dit opzicht niet in ernstige mate tekort.’
Wat de communicatie betreft dient een accountant op een gepaste en zakelijke wijze te communiceren, spreekt de tuchtrechter uit. ‘De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene zorgvuldig heeft gehandeld door niet onder dreiging van een tuchtkklacht te doen wat klager wilde. Betrokkene heeft ter zitting toegelicht dat zij de brief van klager heeft gezien als een omstandigheid die een bedreiging kon zijn voor het zich houden aan de fundamentele beginselen. Zij heeft professionele oordeelvorming toegepast en daarbij niet zelfstandig gehandeld. Zij heeft de correspondentie meteen gemeld bij compliance en juridische zaken. Haar reactie heeft zij intern geconsulteerd. Van een onprofessionele reactie van de zijde van betrokkene is daarom geen sprake. Ook dit klachtonderdeel is geheel ongegrond.’
Klacht volledig ongegrond
De tuchtrechter concludeert al met al dat de klacht op geen enkel onderdeel doel treft. Het handelen van de accountant kan de toetsing aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS) doorstaan. De klacht wordt dan ook in z’n geheel ongegrond verklaard.
Geef een reactie