Een eigenaar van een administratie- en belastingadvieskantoor (eenmanszaak) is in beroep gegaan tegen de vermogensetikettering van de inspecteur van de Belastingdienst, maar wordt in het ongelijk gesteld.
In 1999 had de eigenaar samen met zijn echtgenote een onroerende zaak gekocht en vervolgens in de achtertuin een kantoor laten bouwen. In 2002 werd daar een schuur aan toegevoegd. De kelder, garage en zolder hiervan werd aan het ondernemersvermogen toegevoegd (zijnde garage/archiefruimte).
Boekenonderzoek
In november 2004 stelde de inspecteur een boekenonderzoek in wegens het vermoeden dat er geen opgaaf was gedaan van buitenlandse vermogensbestanddelen en van de inkomsten daaruit. Daarbij is de aanvaardbaarheid onderzocht van de aangiften IB/PVV 1999 tot en met 2003, premie Waz 1999 tot en met 2003, premie Zfw 1999 tot en met 2003, vermogensbelasting 1998 tot en met 2000 en omzetbelasting over de tijdvakken 1 januari 1999 tot en met 31 december 2003. Voor de inkomstenbelasting en de vermogensbelasting zijn ook de jaren vanaf 1992 in het onderzoek betrokken.
Uitspraak
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur de vermogensetikettering van de eigenaar terecht heeft gecorrigeerd. Aangezien de garage/archiefruimte niet zakelijk wordt gebruikt en de eigenaar financieel deskundig is, heeft de eigenaar zich schuldig gemaakt aan voorwaardelijke opzet door deze ruimten volledig tot het ondernemingsvermogen te rekenen. De rechtbank is bovendien van oordeel dat de uitspraak op bezwaar voldoende is gemotiveerd en dat de lange afhandelingsduur van het bezwaarschrift (ruim tien jaar) geen invloed heeft op de hoogte van de heffingsrente. Volgens de rechtbank is de boete terecht, maar deze wordt wel verminderd met 15% vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
Geef een reactie