Het Gerechtshof Den Haag heeft afgelopen dinsdag een langlopende vordering van de stichting Finidaf tegen EY afgewezen.
Volgens Finidaf had een EY accountant ten onrechte een goedkeurende verklaring afgegeven bij de jaarrekening 1991 van DAF N.V., dat in februari 1993 failliet ging. Daardoor zouden de obligatiehouders volgens Finidaf zo’n 130 miljoen euro schade hebben geleden.
De rechtbank Rotterdam oordeelde in september 2017 ook al dat onvoldoende was voldaan aan de opdracht tot het leveren van tegenbewijs tegen het oordeel dat de vordering was verjaard.
Onvoldoende belang
De vordering werd toen afgewezen en Finidaf werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat zij daarbij naar het oordeel van de rechter onvoldoende belang had. ‘De rechtbank acht de kans klein dat obligatiehouders die geen lastgever zijn er wel in zullen slagen zich afdoende te verweren tegen een beroep van Ernst & Young op verjaring’, werd toen toegelicht. ‘Daarom is geen sprake meer van gelijksoortige, zich voor bundeling lenende belangen.’
Verklaring EY
Ook in hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag heeft Finidaf nu geen succes, het Gerechtshof wijst de vordering af. ‘EY heeft altijd gesteld dat de verklaring bij de jaarrekening correct is, wat ook de uitkomst was van een tuchtzaak in 2001. Het Hof vond dat de zaak om meerdere redenen verjaard was en ook dat de obligatiehouders die de vordering instelden geen schade hebben geleden’, meldt EY.
Geef een reactie