Aegon moet de nabestaanden van accountant Dirk Hekman uit Emmen alsnog bijna 700.000 euro betalen in verband met de levensverzekering die hij had afgesloten, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld. De verzekeraar weigerde uit te betalen vanwege schending van de mededelingsplicht bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst. De rechtbank was het daarmee eerder eens, maar in hoger beroep worden nu toch de nabestaanden van de accountant in het gelijk gesteld.
Hekman was sinds 2006 spoorloos, zijn lichaam werd in 2011 in zijn auto in het Stieltjeskanaal bij Zandpol teruggevonden. Verschillende media berichtten destijds dat de accountant in financiële problemen was gekomen door riskante beleggingen.
Uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2019:2663
Overlijdensrisicoverzekering
Op 1 april 2005 had Hekman een overlijdensrisicoverzekering afgesloten bij Aegon. Het verzekerd kapitaal bedroeg € 668.149,-, uit te keren na overlijden van de verzekerde voor 1 april 2010. Zijn echtgenote en zijn kinderen werden als begunstigden aangewezen in de polis. Bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst had Hekman een door Aegon verstrekt vragenformulier ingevuld. Bij de vraag naar de geschatte waarde van zijn bezittingen en schulden gaf hij € 50.000,- aan bezittingen op en € 600.000,- als schulden.
Schulden verzwegen
Na zijn vermissing in hetzelfde jaar werd op 2 mei 2006 het faillissement van de accountantspraktijk van Hekman uitgesproken. Aegon liet daarna in 2007 aan de curator weten niet akkoord te gaan met het uitkeren van het bedrag dat met de verzekering gemoeid was aan de kinderen van Hekman, omdat de accountant een deel van zijn schulden zou hebben verzwegen. De echtgenote van Hekman was in de tussentijd ook al overleden. Volgens Aegon was er sprake van het schenden van de mededelingsplicht. ‘Wegens het medisch risico is de verzekering ondergebracht bij de N.V. Levensverzekeringsmaatschappij De Hoop. Bij acceptatie van de herverzekering heeft De Hoop destijds de financiële aspecten nadrukkelijk in zijn acceptatiebeslissing betrokken. Daartoe heeft de heer [D] onder meer een vragenlijst “persoonlijke risicoverzekering” ingevuld, waarvan wij een kopie bijsluiten. Op dit vragenformulier is uitdrukkelijk gevraagd naar de schuldenpositie van de heer [D] . Uit de beantwoording blijkt dat hij zijn schuldenpositie op dit formulier destijds niet naar waarheid heeft opgegeven, daar hij op het formulier slechts een bedrag van € 600.000,– aan schulden vermeldt. Deze opgave strookt niet met de gegevens uit het faillissementsverslag nummer 4 van Accountantspraktijk [D] B.V. van 17 juli 2007. In het faillissementsverslag wordt op pagina 7 aangegeven dat de vennootschap per 31 december 2003 een vordering had van € 1.200.000,– op de heer [D] in privé, een bedrag dat sinds die tijd alleen maar zou zijn toegenomen. Was De Hoop destijds op de hoogte geweest van de juiste schuldenpositie, dan hadden zij de herverzekering niet geaccepteerd vanwege het te grote morele risico en het ontbreken van een verzekerbaar belang. Op grond van het bovenstaande heeft de herverzekeraar Aegon schriftelijk medegedeeld de herverzekering op te zeggen. Aangezien Aegon deze verzekering, vanwege het medisch risico, niet zonder herverzekering zou hebben geaccepteerd, beroepen wij ons, op grond van het bovenstaande, op verzwijging conform artikel 251 van het Wetboek van Koophandel en roepen de vernietiging in van bovengenoemde verzekeringsovereenkomst. Waren wij op de hoogte geweest van de ware stand van zaken, dan waren wij de overeenkomst niet of niet onder dezelfde voorwaarden aangegaan.’
Brief aan verkeerde verzonden
In hoger beroep oordeelt het Hof nu over de mededelingsplicht dat Aegon met de brief aan de curator niet heeft voldaan aan de waarschuwingsplicht van artikel 7:929 lid 1 BW, zodat Aegon geen beroep meer kan doen op een (eventuele) schending van de mededelingsplicht door Hekman. De brief had namelijk verzonden moeten worden aan het adres van de destijds nog vermiste Hekman en niet aan de curator: ‘Op grond van artikel 7:929 lid 1 BW kan een verzekeraar wegens het niet-nakomen van de mededelingsplicht slechts gevolgen inroepen, indien zij de verzekeringnemer daarvoor heeft gewaarschuwd. De niet-nakoming en de gevolgen die de verzekeraar daaraan wil verbinden moeten binnen twee maanden na ontdekking aan de verzekeringnemer worden medegedeeld. Het betreft een vervaltermijn. Op grond van artikel 7:933 BW, dat van dwingend recht is, dienen mededelingen van de verzekeraar schriftelijk te geschieden aan de geadresseerde. […]
Het staat vast dat Aegon haar brief van 1 november 2007 niet heeft geadresseerd en verzonden aan [D] (als verzekeringnemer), maar aan mr. Reiziger in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Accountantspraktijk [D] B.V. Door Aegon is niet gesteld, noch is dat anderszins gebleken, dat mr. Reiziger bevoegd was om als vertegenwoordiger van [D] (of diens echtgenote of [appellanten] c.s.) mededelingen als de onderhavige van Aegon in ontvangst te nemen. Aan zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Accountantspraktijk [D] B.V. kan hij die bevoegdheid niet hebben ontleend. De hoedanigheid van curator betreft slechts het beheer en de vereffening van het vermogen van die vennootschap. De stelling van Aegon dat zij contact hield met de curator, omdat de curator aanspraak maakte op een deel van de uitkering in verband met vorderingen op [D] in verband met diens schulden aan de faillissementsboedel, is niet een toereikend om mr. Reiziger als vertegenwoordiger van [D] (of diens echtgenote) te beschouwen. De curator had hooguit een indirect en afgeleid belang bij de uitkering op grond van de verzekeringsovereenkomst, maar hij kon aan de verzekeringsovereenkomst zelf als verzekeringnemer (of begunstigde) geen rechten ontlenen jegens Aegon. Het argument dat Aegon de brief niet aan [D] zelf kon sturen in verband met diens vermissing en enkel aan de curator overtuigt niet: niet valt in te zien waarom Aegon de brief niet aan het adres van [D] heeft kunnen sturen (vgl artikel 7:933 lid 1, tweede zin). Aegon wist naar eigen stelling toen niet dat [D] mogelijk niet meer in leven was.’
Het Hof vernietigt daarom het vonnis van de rechtbank van 9 september 2015 en de tussenvonnissen voor zover zij daaraan hebben bijgedragen en verklaart voor recht dat Aegon gehouden is dekking te verlenen terzake de levensverzekering.
Geef een reactie