Het kabinet gaat in de strijd tegen belastingontduiking definitief vergrijpboetes openbaar maken die zijn opgelegd aan degenen die beroeps- of bedrijfsmatig belastingontduiking of het met (voorwaardelijke) opzet foutief aanvragen van toeslagen faciliteren. Dat blijkt uit een onlangs gepubliceerd besluit van het Ministerie van Financiën. Daardoor kunnen onherroepelijk geworden vergrijpboetes die aan een beroepsbeoefenaar op grond van opzettelijk medeplegen zijn opgelegd openbaar worden gemaakt. De regeling is met ingang van 1 januari 2020 in werking getreden.
Het Register Belastingadviseurs (RB) noemde het wetsvoorstel begin vorig jaar nog overbodig. Volgens het RB zijn er al voldoende alternatieven om adviseurs te bestraffen.
Voorwaarden
In de toelichting bij het besluit wordt nader gedefinieerd onder welke voorwaarden de maatregel wordt toegepast:
‘Openbaarmaking van in het bijzonder de naam van de overtreder is een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, die eerbiediging geniet door onder meer de Grondwet en het Europees Verdrag voor Rechten van de Mens (EVRM). Dit betekent dat de maatregel terughoudend zal worden toegepast omdat openbaarmaking ingrijpende gevolgen voor de betreffende overtreder kan hebben. Terughoudendheid is ook op haar plaats omdat openbaarmaking een uitzondering is op de wettelijke geheimhoudingsplicht die op de inspecteur rust.3 In zijn algemeenheid kan daarom worden opgemerkt dat openbaarmaking alleen is bedoeld voor ernstige gevallen van belastingontduiking en toeslagfraude waarbij aan een overtreder een vergrijpboete is opgelegd. De wettelijke voorwaarde dat het moet gaan om (voorwaardelijk) opzet van de overtreder brengt dit overigens ook tot uitdrukking.
Hoe ernstig de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is en of het belang bij eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer moet prevaleren boven het publieke belang van adequate voorlichting, hangt af van het concrete geval. De inspecteur dient bij de te maken belangenafweging alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking te nemen.
De omstandigheid dat in het concrete geval de belangen op basis van de relevante feiten en omstandigheden moeten worden gewogen neemt niet weg dat het omwille van de rechtszekerheid wenselijk is dat kenbaar wordt gemaakt aan de hand van welke meer concrete factoren de belangafweging plaatsvindt. Deze ministeriële regeling voorziet hierin. De inspecteur dient aan de hand van die factoren inzichtelijk te maken waarom hij openbaarmaking op basis van de gegevens die hij heeft proportioneel vindt. Dit krijgt zijn beslag in een schriftelijk voornemen tot openbaarmaking, dat hij aan de overtreder zendt voorafgaand aan de eventuele beschikking tot openbaarmaking. Dit stelt de overtreder in staat om een goed gemotiveerde zienswijze in te dienen. Die zienswijze kan tevens lacunes in het relevante complex van feiten en omstandigheden opvullen. Daardoor kan de inspecteur vervolgens op basis van zoveel mogelijk relevante feiten en omstandigheden de voorgeschreven belangenafweging maken.
Behalve de factoren die bij de belangenafweging in elk geval in aanmerking moeten worden genomen, bevat deze ministeriële regeling ook enige regels betreffende de kennisgeving in het kader waarvan de overtreder een zienswijze mag indienen.
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is om advies gevraagd. De AP heeft in haar advies aangegeven geen opmerkingen over deze ministeriële regeling te hebben. De ministeriële regeling heeft geen budgettaire gevolgen. Evenmin zijn er administratieve lasten voor burger en bedrijf. Ook zijn er geen Europeesrechtelijke gevolgen aan de ministeriële regeling verbonden. Deze maatregel geeft uitvoering aan wijzigingen in formele regelgeving. De impact daarvan is al met de formele regelgeving meegetoetst bij het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2020.’
Geef een reactie