
Een voormalig AA die bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) hernieuwde behandeling van zijn tuchtzaak had bedongen, is bij de tweede beoordeling door de Accountantskamer opnieuw tegen een doorhaling van drie jaar aangelopen. Het oordeel is precies hetzelfde omdat de AA opnieuw geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd.
De inschrijving van de AA was in 2019 al voor drie jaar doorgehaald, maar hij had daartegen beroep aangetekend bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Dat oordeelde dat de Accountantskamer de klacht opnieuw moest beoordelen omdat de AA bij de eerste behandeling geen weerwoord had gegeven. Daartoe moest hij alsnog de gelegenheid krijgen, vond het CBb in 2021.
Strafrechtelijke veroordeling
De AA gaf goedkeurende controleverklaringen af bij de jaarrekeningen 2011 tot en met 2015 van een in 2016 omgevallen zorginstelling waar een strafrechtelijk onderzoek tegen was ingesteld op verdenking van valsheid in geschrift, bedrog met de jaarrekening en witwassen. Ook de bestuurder van de instelling en de AA werden verdacht van valsheid in geschrift. In 2017 is de AA veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechter oordeelde dat hij de goedkeurende controleverklaringen valselijk heeft opgemaakt omdat hij wist dat de jaarrekeningen van de stichting geen getrouw beeld gaven van de samenstelling van het vermogen en van het resultaat over de jaren 2011 tot en met 2015. Tegen dat vonnis loopt nog een hoger beroep.
Lees ook: Doorhaling voor AA failliete zorginstelling
Tuchtklacht
Het OM kwam ook met een tuchtklacht, die dus in eerste instantie tot een doorhaling van drie jaar leidde. De inschrijving van de AA is in 2018 al op eigen verzoek doorgehaald. De klacht houdt in dat de afgegeven controleverklaringen bij de jaarrekeningen geen deugdelijke grondslag hebben met betrekking tot de posten ‘beloning bestuurder’, ‘financiële vaste activa’ en ‘vorderingen en overlopende activa’. Bovendien heeft hij van 2011 tot en met 2015 ongebruikelijke transacties niet tijdig gemeld bij de FIU-NL. Ook heeft de AA volgens het OM niet integer gehandeld omdat hij eraan heeft meegewerkt om te voorkomen dat overschrijding van de wettelijke normering van topinkomens in de jaarrekeningen van de zorginstelling zichtbaar werd en tot slot heeft hij meegewerkt aan het aanvullen of achteraf opstellen van notulen van een vergadering van de Raad van Toezicht.
Eerste oordeel
In 2019 verklaarde de tuchtrechter de klacht op alle onderdelen gegrond; de AA heeft onvoldoende en ongeschikte controle-informatie heeft verkregen bij de controle van de posten in de jaarrekeningen waarover is geklaagd. Er was daarnaast sprake van ‘subjectieve indicatoren, waarin betrokkene aanwijzingen had moeten zien voor ongebruikelijke transacties’. ‘Dat betrokkene op 30 juni 2016 alsnog een melding heeft gedaan, maakt het vorenstaande niet anders. Deze melding is niet tijdig en is bovendien pas gedaan nadat betrokkene in het kader van het strafrechtelijk onderzoek als verdachte was gehoord.’
Ook is aannemelijk dat de AA een aandeel heeft gehad in het achteraf aanvullen van notulen en dat hij er bewust aan heeft meegewerkt dat overschrijding van de Balkenendenorm niet zichtbaar is geweest in de jaarrekeningen.
Alsnog geen inhoudelijk verweer
De AA had bij de hernieuwde behandeling in zijn verweerschrift bepleit dat de zaak moest worden aangehouden totdat in de strafzaak tegen hem onherroepelijk is beslist. Hij vreesde in eerste instantie dat hij zijn zwijgrecht zou doorbreken als hij zich in de tuchtprocedure inhoudelijk zou verweren. Maar het OM heeft bij het CBb aangegeven dat zijn verklaringen niet zullen worden gevoegd in de lopende strafzaak en toegezegd dat de uitspraken in de tuchtrechtelijke procedure niet terecht zullen komen in het strafdossier.
Dat nam de drempel weg om inhoudelijk in te gaan op de beschuldigingen, maar dat gebeurde alsnog niet. De AA stelde overvallen te zijn door de vraag of hij door de toezegging van het OM wel bereid was om zich inhoudelijk te verweren. Zijn advocaat liet tevens weten het CBb ‘behoorlijk sturend’ te vinden. ‘Ervan uitgaande dat tegen de tijd dat er inhoudelijk geantwoord zou moeten worden het hoger beroep in de strafzaak toen wel zou zijn afgerond hebben wij toen om puur praktische redenen maar bevestigend geantwoord.’
Toetsbaar opstellen
Maar de toezeggingen van het OM bieden onvoldoende waarborgen omdat het gerechtshof in de strafzaak alsnog de uitspraak van de Accountantskamer zou kunnen opvragen, betoogt de AA. Dat is de tuchtrechter niet met hem eens: zoiets is uitgesloten omdat het hof daarmee het principe zou schenden dat een verdachte niet hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Bovendien zou een accountant in het belang van een goede beroepsuitoefening openheid van zaken moeten geven over zijn aan de orde gestelde handelen of nalaten. ‘Betrokkene dient zich, kort gezegd, toetsbaar op te stellen.’
De Accountantskamer neemt dus opnieuw de klacht in behandeling en dat leidt tot dezelfde uitkomst als drie jaar geleden, want: ‘Betrokkene heeft wederom (vrijwel) geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de klacht’. Het verweer blijft beperkt tot de mededeling dat de AA erkent dat hij bij de controle wellicht steken heeft laten vallen, maar dat hij niet wist dat bij de zorginstelling gefraudeerd werd. De klacht wordt opnieuw op alle onderdelen gegrond verklaard en de maatregel blijft dezelfde.
Uitspraak: 21/1482 Wtra AK
Geef een reactie