
Het gaat in deze zaak vooral om de vraag of in de cao toegekende maar niet opgenomen extra vrije uren moeten worden uitbetaald. De kantonrechter vindt van wel.
Wat speelt er in deze zaak?
De werknemer is in 1967 geboren en op 1 januari 2014 bij de werkgever in dienst getreden in de functie van Operator Productie (wasstraat) tegen een salaris van laatstelijk € 3.377 bruto per maand exclusief emolumenten.
De werknemer is sinds 18 juli 2022 arbeidsongeschikt. In verband daarmee is de arbeidsovereenkomst per 31 juli 2024 geëindigd middels een vaststellingsovereenkomst. Daarbij zijn partijen geen finale kwijting overeengekomen.
Extra vrije uren in CAO
Op de arbeidsovereenkomst was de CAO voor de Zoetwarenindustrie van toepassing. Daarin was van 1 januari 2019 tot en met 30 september 2024 bepaald:
“ARTIKEL 35
EXTRA VRIJE UREN
1 Om tegemoet te komen aan de verminderde belastbaarheid van de oudere werknemer heeft deze, boven op de in artikel 34 lid 1 genoemde vakantie-uren, aanspraak op extra vakantie volgens onderstaande regeling, bij aanvang van het jaar waarin hij de leeftijd bereikt van:
- 46 tot en met 50 jaar: 2 diensten;
- 51 tot en met 55 jaar: 3 diensten;
- 56 tot en met 60 jaar: 4 diensten;
- 61 jaar en ouder: 5 diensten.
(…)
4 De werknemer dient de extra vrije uren uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de rechten zijn toegekend op te nemen, tenzij er tussen werknemer en werkgever een concreet spaardoel overeengekomen is dat leidt tot recuperatie ofwel de extra- uren worden uitgeruild volgens de cao a la carte regeling zoals vastgelegd in artikel 18.”
Vrije uren uitbetalen?
De werknemer heeft niet alle aan hem toegekende extra vrije uren opgenomen. De werkgever heeft de niet opgenomen uren niet willen uitbetalen.
Ter beoordeling ligt voor of de werkgever de aan de werknemer op grond van artikel 35 CAO toegekende maar niet opgenomen extra vrije uren moet uitbetalen.
Is vrijetijdsaanspraak vakantie?
De kantonrechter stelt het volgende voorop. Of een vrijetijdsaanspraak heeft te gelden als vakantie in de zin van artikel 7:634 BW hangt ervan af of deze aanspraak tot doel heeft de werknemer betaald verlof te verschaffen in verband met de werkbelasting die op hem drukt. Het komt er daarbij op aan of de vrijetijdsaanspraak op het moment van toekenning bedoeld is om de werknemer in verband met zijn werkbelasting gelegenheid te bieden voor rust en ontspanning.
Als de vrijetijdsaanspraak met dit doel is toegekend, verandert de aard van deze aanspraak niet als de toegekende uren vervolgens worden ingezet voor andere doeleinden.
Recuperatiefunctie
Volgens artikel 35 lid 1 van de CAO strekten de extra vrije uren ertoe ‘om tegemoet te komen aan de verminderde belastbaarheid van de oudere werknemer’. Gelet hierop is volgens de kantonrechter geen andere conclusie mogelijk dan dat die extra vrije uren een recuperatiefunctie hadden. De in artikel 35 CAO bedoelde extra vrije uren kwalificeren daarom als (bovenwettelijke) vakantie. In artikel 35 CAO wordt overigens ook tot twee keer toe gesproken over ‘extra vakantie’.
Voor bovenwettelijke vakantiedagen geldt een verjaringstermijn van vijf jaar. Die termijn is nog niet verstreken. Het bepaalde in artikel 35 lid 4 CAO doet daar niet aan af.
Het voorgaande betekent dat de werknemer recht heeft op uitbetaling van de niet opgenomen extra vrije uren van artikel 35 CAO. De werkgever heeft niet weersproken dat het hierbij gaat om 103,60 uur. Dit komt overeen met € 2.235,69 bruto. Dat bedrag is toewijsbaar.
Vakantiegeld bij eindafrekening
Partijen zijn het er op de mondelinge behandeling over eens geworden dat de werkgever wat betreft de eindafrekening nog € 212,08 bruto aan vakantiegeld aan de werknemer zal betalen. Ook dit deel van de vordering wordt dus toegewezen.
Vakantiegeld over extra vrije uren
Het gevorderde vakantiegeld over het toegewezen bedrag aan extra vakantie-uren is ook toewijsbaar.
Wettelijke verhoging en rente
In de omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen al is geëindigd en de wettelijke verhoging dus niet meer kan dienen om in de toekomst tijdig te betalen, ziet de kantonrechter aanleiding om de gevorderde wettelijke verhoging te matigen tot nihil.
De gevorderde wettelijke rente over de nog te betalen bedragen is toewijsbaar.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 7 mei 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:2841
Geef een reactie