‘Wat is er met jou aan de hand?’ vroeg de vrouw van Daan van Dalenburg. ‘Je bent de laatste tijd zo afwezig.’ Daan zat op de bank en keek naar Eurosport, maar zijn gedachten waren er niet bij. Hij verafschuwde zichzelf. Hij had Schuimstra de dood in gejaagd, dat wist hij zeker. Doordat hij zo oneerlijk was geweest, had Schuimstra een hartaanval gekregen om daarna nooit meer op te staan.
Hij wilde dat hij zijn leven over kon doen, dat hij andere keuzes zou maken. Dat hij aardiger geweest zou zijn voor Manfred, dat hij wat vaker een kopje koffie met hem had gedronken, een keer uit eten zou zijn gegaant. Was hij maar wat minder kritisch geweest. Wat minder gevoelig geweest voor geld. Nu zat hij met de brokken.
‘Hoor je wel wat ik zeg?’
Daan schrok op. ‘Had je dan wat gevraagd?’
‘Nou ik vroeg waarom je zo afwezig was.’ Op de televisie was een samenvatting van de prestaties van Epke Zonderland op de Olympische Spelen te zien.
‘Niets bijzonders. Ik moet steeds denken aan Manfred. Van het een op het ander moment is hij er niet meer. Was in de kracht van zijn leven. Ik begrijp er helemaal niets van. Zou dat mij ook kunnen overkomen. Dat ik iets doe en er in een keer niet meer ben.’
‘Zo dik bevriend was je anders niet met Schuimstra. Je hebt menig keer stevig op hem afgegeven. Op zijn ego, zijn machtswellust, zijn geldgedrevenheid. Dacht dat je wel blij zou zijn dat hij er niet meer was.’
‘Dat mag je niet zeggen’ zie Daan fel en hij stond op. ‘Ik ga een rondje lopen.’
‘Wat mankeert jou’ riep zijn vrouw hem na. ‘Ik zeg toch niets verkeerds? Je kunt er toch wel over praten?’
Praten dacht Daan toen hij buiten liep. Op het trottoir liggen grote plassen. Daan moet zijn best doen deze te ontwijken. Waar moet hij in vredesnaam over praten? Hij heeft helemaal geen zin om te praten. Na zijn gesprek met Wouter Woelstra heeft hij nergens anders meer aan kunnen denken. Hij had gehoopt dat het gesprek met Wouter hem zou opluchten. Maar de praktijk was anders. Zijn biecht had niets opgelost. Hij had het gevoel alleen maar dieper in het moeras weg te zakken. Vooral de opmerking van Wouter dat hij zijn biecht moest delen met zijn collega vennoten zat hem niet lekker. Als Wouter het wist was het toch voldoende? Waarom zou hij dit moeten delen met zijn collega’s, ze konden er nu toch niets meer aan veranderen en een volgende keer zou hij heus wel beter uitkijken. Sterker nog, hij wist zeker dat hij nooit meer zoiets zou doen. Zelfs zijn vrouw wist het niet en als hij het aan zijn medevennoten zou vertellen dan zou binnenkort het hele kantoor het weten. Wat bleef er nu geheim uit een maatschapsoverleg. Het kantoor leek wel op een fractieoverleg van een politiek partij; altijd lekte er wel iets uit. Daan merkte dat hij zich inwendig opwond. Hij stapte middenin een plas. Hij vloekte. Ook dat nog. Natte voeten. Nou dat kon er ook nog wel bij. Die stomme Wouter Woelstra ook. Een tijdje geleden was hij op de zaak geweest en Daan was doodsbang dat Wouter zou zeggen. ‘Zeg Daan zou jij niet iets moeten vertellen’ of ‘Daan, heb je nu al verteld wat je aan mij hebt opgebiecht?’ Hij had gewoon nooit iets moeten vertellen. Hij had bij zichzelf moeten houden. Dan was het vanzelf wel gesleten en uit zijn gedachten verdwenen. Nu wisten twee mensen er van. Hijzelf en Wouter Woelstra. Het geheim was geen geheim meer. Zou Wouter het al met de nabestaanden van Manfred hebben gedeeld? Zou er, als hij straks thuis kwam, al politie aan de deur staan wegens medeplichtigheid aan de dood van Schuimstra. ‘Doe even normaal’ zij hij tegen zichzelf. Maar zijn gedachten maalden door. Als het allemaal bekend werd, dan kon hij zijn plek in de maatschap wel vergeten. Iedereen zou hem wel met de nek aankijken vanwege deze bijzondere lage streek. Zijn klant zou zich ook zeker verraden voelen. Misschien zou hij zijn vrouw en kinderen nooit meer zien. Ze zouden hem verachten. Zijn vrouw zou van hem scheiden. Wat moest hij doen? Hij liep daar met zijn natte schoen. Merkte niets van de zon die door de wolken heen wilde breken. Liep stug door in de hoop dat zich een oplossing zou aandienen. Misschien had hij iets over het hoofd gezien. Was er een strohalm. Morgen moest hij weer naar de zaak, doen alsof er niets aan de hand was. Thuis lukte hem dat niet. Wie weet zou zijn vrouw uiteindelijk wel geloven dat hij toch meer geschokt was door de dood van Schuimstra dan hij in eerste instantie aan zichzelf wilde toegeven. Als dat lukte dan was hij voorlopig wel veilig. Wouter zou zijn biecht echt niet ter sprake brengen in een reguliere vergadering, daar moest hij gewoon op vertrouwen. Hij liep het pad op naar de voordeur van zijn huis. Opende de Stak de sleutel in het slot en riep. ‘Ik ben er weer. Het wandelen heeft mij goed gedaan.’
Lees hier aflevering 1 van het feuilleton Rumoer in de maatschap.
Lees hier aflevering 2 van het feuilleton Rumoer in de maatschap.
Het vorige seizoen van ‘Rumoer in de maatschap’ is hier te bestellen: http://www.boekenbestellen.nl/boek/rumoer-in-de-maatschap/9789082208733
Jan Wietsma
Geef een reactie