Meent men schade te hebben geleden door een onrechtmatig besluit van de inspecteur, dan zal men dat moeten aantonen. Volgens de Hoge Raad gaat de door de wetgever beoogde aansluiting bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht niet zover dat de bestuursrechter moet afwijken van de in het bestuursrecht in het algemeen geldende regels omtrent stelplicht en bewijslast.
Een zelfstandige ziekenverzorgster had de inspecteur verzocht om een VAR-wuo voor het jaar 2009. De inspecteur had aanvankelijk geweigerd de verklaring af te geven, maar in hoger beroep wordt zij in het gelijk gesteld. Op 1 oktober 2010 verstrekt de inspecteur haar alsnog een VAR-wuo. Vervolgens verzoekt ze om vergoeding van de schade als gevolg van het feit dat de VAR-wuo pas op 1 oktober 2010 is afgegeven. Hof Den Bosch heeft haar verzoek voor een schadevergoeding van € 27.000 afgewezen: zij had aannemelijk moeten maken dat zij schade heeft geleden en de omvang daarvan moeten onderbouwen.
De ziekenverzorgster gaat vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad. Daar stelt zij dat het hof haar niet had mogen belasten met de stelplicht en de bewijslast met betrekking tot de gestelde schade. Zij stelt dat het hof (op grond van art. 6:97 BW) de schade zelfstandig had moeten vaststellen dan wel schatten. De Hoge Raad geeft de ziekenverzorgster echter geen gelijk. De door de wetgever beoogde aansluiting bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht gaat niet zover dat de bestuursrechter moet afwijken van de in het bestuursrecht in het algemeen geldende regels omtrent stelplicht en bewijslast. Bovendien brengt art. 6:97 BW niet mee dat de rechter bij de beoordeling of er grond is voor het toekennen van schadevergoeding de gebruikelijke regels van stelplicht en bewijslast buiten toepassing moet laten.
Geef een reactie