De mate waarin de arbeidsparticipatie afhangt van financiële prikkels is sterk afgenomen. De keuze voor het aantal dagen of uren per week werken is minder gevoelig voor fiscale prikkels dan in het verleden. Moeders van jonge kinderen zijn nog wel fiscaal te prikkelen om (meer) te gaan werken. Dit blijkt uit de eerste uitgave van Kansrijk Arbeidsmarktbeleid die het Centraal Planbureau, het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving hebben gepubliceerd.
Fiscaal beleid specifiek gericht op moeders met jonge kinderen zorgt voor de grootste verhoging van de arbeidsparticipatie. De gepresenteerde aanpassingen in de kindregelingen bereiken met een kleinere budgettaire impuls (0,5 miljard euro per variant) minimaal evenveel verhoging van de arbeidsparticipatie als generieke maatregelen met 1,5 miljard euro. Wel verhogen sommige van deze maatregelen de inkomensongelijkheid, doordat ze voor gezinnen een aanzienlijke inkomensverlaging impliceren. Juist deze inkomensdaling maakt het, in geval van lagere kinderbijslag of lager kindgebonden budget, aantrekkelijker om te gaan werken. Het effect van een verlaging van het kindgebonden budget is groter dan het effect van een verlaging van de kinderbijslag, zowel in termen van arbeidsparticipatie als in termen van inkomensongelijkheid.
Combinatiekorting
Niet alleen het inperken van inkomensondersteuning voor ouders met jonge kinderen verhoogt de arbeidsparticipatie, maar ook het verhogen van subsidies voor deze groep. De inkomensafhankelijke combinatiekorting stimuleert moeders met jonge kinderen om (meer) te gaan werken. Ook een verhoging van de kinderopvangtoeslag levert werkgelegenheid op. Vanuit de overheidsfinanciën gezien heeft een verhoging van de kinderopvangtoeslag echter als nadeel dat deze leidt tot substitutie van informele door formele kinderopvang. Hij is daardoor minder effectief dan een verhoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Arbeidskorting
Ook de effectiviteit van fiscale subsidiëring van werk via een arbeidskorting of lagere werkgeverslasten is door de reeds hoge arbeidsparticipatie tegenwoordig gering, vooral als deze generiek worden ingezet. De resterende personen die niet actief zijn op de arbeidsmarkt, zijn moeilijker te prikkelen om te gaan werken. Bovendien is de groep werkenden tegenwoordig groot, waardoor de kosten van een hogere arbeidskorting en lagere werkgeverslasten hoog zijn. Als de hogere arbeidskorting of loonkostensubsidie gericht wordt op de lagere inkomens, dan wordt deze effectiever. Ook daalt de inkomensongelijkheid dan sterker. Bij lastenverlichting gericht op de onderkant van het loongebouw daalt echter de gemiddelde arbeidsproductiviteit, omdat met name personen met een lager dan gemiddelde productiviteit worden gestimuleerd om (meer) te gaan werken. Het effect op de productie is daarom vergelijkbaar met de generieke lastenverlichting voor werkenden of hun werkgevers.
Kansrijk Arbeidsmarktbeleid is het eerste deel uit de nieuwe reeks Kansrijk Beleid van de drie planbureaus, CPB, PBL, en SCP. In het boek worden ook de effecten van tientallen andere mogelijke beleidsmaatregelen in kaart gebracht, op het gebied van fiscale stimulering van de arbeidsparticipatie, socialezekerheidsuitkeringen en ontslagbescherming.
Geef een reactie