Joke merkte dat Wouter op dreef was. Zelf stond ze ook wel eens verbaasd over de klein menselijke manier waarop zij met elkaar in de maatschap omgingen. Hoe gaat dat in een maatschap met dertig, veertig of soms wel honderd vennoten vroeg zij zich dan af.
Wouter had zijn hand opgeheven en gezegd. ‘Maak je maar geen illusies. Hoe groter de maatschap hoe meer de wet van de apenrots geldt. Natuurlijk zijn er vennoten die zich niet veel aantrekken van al dat maatschapsgeweld. Maar een groter deel heeft daar behoorlijk last van. Een aantal doet zijn uiterste best om bovenop de apenrots te komen. Anderen zijn regelrecht slachtoffer van het gedrag van hun mede-vennoten. Ze worden gekleineerd. Voor voldongen feiten geplaatst. Buiten hun wil geplaatst op vestigingen. Daarnaast heb je vennoten die de regels van het spel onvoldoende kennen. Ze beginnen wel aan de beklimming van de apenrots, maar ze hebben niet in de gaten dat ze gebruikt worden. Er wordt de suggestie gewekt dat, als ze maar hard genoeg werken, ze vanzelf bovenaan komen. Maar gaandeweg worden eisen steeds bijgesteld en als je niet voldoet aan de eisen van de bazen van de apenrots dan laten ze je keihard vallen.’
Joke ging met haar handen door haar.
‘Dan ben ik blij dat ik daar niet werk. Zo’n omgeving zou niets voor mij zijn.’ Wouter vervolgde. ‘Er zijn heel veel mensen die blij zijn dat ze niet bij zo’n groot kantoor werken en die apenrotscultuur zorgt er ook voor dat het lastig is om mensen te vinden die de strijd om vennoot te mogen worden aan willen gaan. Vroeger was vennoot worden een erebaan. Je moest het afdwingen, zeiden ze dan. Maar tijden zijn veranderd. Mensen willen meer evenwicht in hun werk…’ Wouter stopte plotseling, moest hij nadenken? Was hij zijn draad kwijt?
‘Work-life balance,’ viel Joke hem bij.
‘Ja, volgens mij draaf ik een beetje door. Want die grote kantoren bieden medewerkers ook unieke kansen om zich te ontwikkelen. Daar kan geen klein kantoor tegen op. Alleen is het onderliggende verdienmodel fnuikend voor het welzijn van de medewerkers. Maar als je een dikke huid hebt, veel energie en niet vast zit aan allerhande sociale relaties dan kun je er een fantastische tijd hebben.’
Joke knikte instemmend.
‘Je moet er inderdaad tegen kunnen. Wij hebben hier ook wel medewerkers die in dienst zijn geweest bij een groot accountantskantoor. De meesten waren toch wel blij dat ze nu bij ons kunnen werken. Hoewel het bij ons ook niet optimaal is. Zeker als het om besluitvorming gaat.’
Wouter moest glimlachen.
‘Dat laatste is een eufemisme. Jullie zijn gewoonweg niet in staat om de besluiten die je hebt genomen, ook daadwerkelijk te implementeren of na te komen. Dat ziet jullie personeel ook. Daarin zijn jullie overigens niet de enige. Jullie verkopen het als vrijheid, maar in feite is het allemaal vrijblijvendheid. Als iemand zich niet aan de afspraken houdt, gebeurt er vervolgens helemaal niets. Natuurlijk mopperen jullie in een vennotenoverleg, maar daarna gaan jullie weer over tot de orde van de dag. Dat zou bij een groter kantoor toch minder worden getolereerd.’
Daarna was Joke toch even stil geworden. Ze liep in gedachten de maatschapsvergaderingen af. Die waren een enkele keer een succes, maar meestal was het vooral een herhaling van zetten. Schuimstra die zijn zin door dreef. Daan die vond dat hij steeds het onderspit moest delven. De anderen die bijna nooit hun mond opendeden. Alleen als de declarabiliteits- en debiteurenoverzichten ter sprake kwamen, dan had iedereen wel zijn woordje klaar. Medewerkers moesten beter letten op hun productiviteit. De vennoot met het hoogste openstaande bedrag aan debiteuren moest altijd van de anderen horen dat zij geen enkel probleem hadden. Ze merkte dat ze aan somberen was. Kwam dat nu door Wouter of waren het omstandigheden. Ze moest aan haar kinderen denken. Zou ze daar niet meer aandacht aan moeten besteden. Die waren toch veel dankbaarder dan al haar collega’s bij elkaar. Voor wie sloof zij zich eigenlijk uit? Voor zichzelf? Voor haar gezin? Voor de medewerkers waarvoor zij zich evenzeer verantwoordelijk voelde? Of waren het toch haar mede-collega’s in de maatschap? Ze wist het ook niet meer. Ze staarde. Wouter wapperde zijn handen.
‘Hallo ben je er nog?’
‘Ik ben een beetje moe. Ik ga zo naar huis. Het lijkt mij inderdaad goed dat we binnenkort een afspraak maken met het vennotenteam. Dan kunnen we ook eens horen hoe iedereen er in zit. Ik zal je wel een aantal data voorstellen doen toekomen.’ Daarna ging Wouter weg. Nog even en dan zou ze thuis zijn. De regen werkte ook nu niet bepaald mee bij het verdrijven van haar sombere stemming. Ze draaide de auto de oprit van haar huis op. Meteen ging de deur open. Haar jongste dochter rende op haar toe, de laarsjes aan. ‘Mama, mama moet je eens zien wat ik gemaakt heb.’
Geef een reactie