Staatssecretaris Wiebes van Financiën beantwoordt Kamervragen van het lid Merkies over de beslissing van het Europese Hof van Justitie, waaruit blijkt dat de staat de in Nederland geheven dividendbelasting moet terugbetalen aan particuliere beleggers die elders in de Europese Unie wonen.
Wiebes geeft in zijn antwoorden aan dat de impact van de uitspraak van het HvJ EU in de praktijk waarschijnlijk zal verschillen al naar gelang er sprake is van buitenlandse particuliere portfolio-aandeelhouders en buitenlandse bedrijven met een portfolio-aandelenbezit. ‘Het HvJ EU heeft bepaald dat buitenlandse bedrijven met een portfolioaandelenbezit in de drukvergelijking niet hoeven uit te gaan van het brutodividend als heffingsgrondslag. Zij mogen rekening houden met de kosten die rechtstreeks samenhangen met de inning van het dividend. Bij kosten van de inning van het dividend moet worden gedacht aan de kosten die een bank voor deze dienst in rekening brengt. De kosten van het houden van aandelen, inclusief financieringskosten, vallen hier niet onder. Het is de inschatting dat buitenlandse bedrijven met een portfolioaandelenbezit door het door het HvJ EU gehanteerde kostenbegrip niet of nauwelijks voor teruggaaf van dividendbelasting in aanmerking komen.’
Buitenlandse particuliere aandeelhouders
Buitenlandse particuliere aandeelhouders hebben door de uitspraak van het HvJ EU in voorkomende gevallen mogelijk wel recht op een teruggave van dividendbelasting. Indien op basis van een belastingverdrag het nadeel voor de buitenlandse aandeelhouder in zijn woonstaat volledig wordt verrekend, hoeft Nederland geen teruggaaf te verlenen. Wiebes schrijft dat de exacte gevolgen pas duidelijk zullen zijn, nadat de verwijzende rechter (Hoge Raad) de eindarresten heeft gewezen. Wiebes verwacht daarna, vooruitlopend op wetgeving, met een beleidsbesluit te komen om de praktijk meer helderheid te bieden.
Derving
Wiebes verwacht dat er bij de buitenlandse vennootschappen nauwelijke sprake zal zijn van een budgettaire derving. ‘Bij de buitenlandse vennootschappen heeft het HvJ EU geoordeeld dat bij het bepalen van de belastingdruk alleen met kosten rekening gehouden mag worden die rechtstreeks samenhangen met de inning van het dividend. Doordat het HvJ EU een eng kostenbegrip hanteert, valt er bij deze groep nauwelijks een derving te verwachten.’
Voor de particuliere buitenlandse portfolio-aandeelhouders is volgens Wiebes een beperkte budgettaire derving te verwachten, doordat het heffingvrije vermogen, als gevolg van de uitspraak, in aanmerking genomen mag worden bij de drukvergelijking. Wiebes schat deze derving op incidenteel € 39 mln en structureel € 13 mln. ‘Daarbij geldt wel het voorbehoud dat de uitspraak van de verwijzende rechter (Hoge Raad) nog moet worden afgewacht, hetgeen eventueel nog gevolgen kan hebben voor de omvang van de derving,’ zo schrijft de staatssecreataris.
Het arrest van het HvJ EU geeft voor Wiebes geen directe aanleiding om de systematiek voor het verrekenen van de dividendbelasting met de inkomstenbelasting in box 3 te wijzigen.
Geef een reactie