Mijn blog van 11 november over micro-entiteiten en 4410H bevatte kritiek op (elementen van) de huidige wijze waarop accountantstoetsingen worden uitgevoerd. Verreweg de meeste reacties die ik heb ontvangen waren instemmend (laat de markt toch beslissen of er bij de jaarrekening van een micro-entiteit een samenstellingsverklaring nodig is!) maar één accountant vroeg zich af of ik kwaliteit dan niet belangrijk vond en één accountant vond dat ik toetsers wel moest respecteren.
Laat ik voorop stellen: kwaliteit is een harde randvoorwaarde van ons vak en ik vind toetsingen een goede zaak. Veel toetsers doen goed werk en ik besef dat ik door mijn functie als adviseur voor accountants vooral te maken krijg met de excessen.
Dat neemt niet weg dat er toch te vaak teveel fout gaat. Neem nu dit redelijk representatieve voorbeeld: Op de balans van een b.v. staat een forse vordering op de DGA. De rekening courant met deze DGA was de afgelopen jaren namelijk flink opgelopen, en het voorgaande jaar is de stand op advies van de accountant omgezet in een lening. De toetser bekijkt het dossier en vraagt: hoe kan ik zien dat de inbaarheid van deze vordering is beoordeeld? (beoordeeld…). Nou ja, zegt de accountant, de b.v. maakt winst en ik doe trouwens ook de IB-aangifte van de DGA, ik weet dus dat er geen enkel probleem is met de inbaarheid. OK, zegt de toetser; maar schrijf dat dan op!
Daar zit nu de crux. In mijn opinie vraagt 4410H helemaal niet om vastlegging van dit soort zaken waarbij de accountant geen enkel probleem ziet of verwacht. Het is geen assurance-opdracht…
Toch is dat nu de cultuur op de samenstelwerkvloer aan het worden: van alles doen en vooral vastleggen om een eventuele toetsing. Niet meer denken vanuit gezond verstand (professional judgement), vanuit de cliënt of het maatschappelijk verkeer; maar vanuit de vrees voor wat toetsers misschien zouden willen zien. Niet doen wat je zelf (afdoende) zorgvuldig acht maar handelen uit angst voor de toetsing. Voor veel accountants (en hun medewerkers) raakt de lol er zo af.
Om terug te komen op het NBA-voorstel om de samenstelling van jaarrekeningen van micro-entiteiten verplicht onder Standaard 4410 te brengen: hoewel ik nog steeds vind dat dit het beste aan de markt overgelaten kan worden snap ik het standpunt van degenen die stellen dat er inhoudelijk geen onoverkomelijke problemen aan het voorstel hoeven te zitten; indien 4410H wordt toegepast èn getoetst zoals die is bedoeld. Het toepassen van 4410H zal dan in veel gevallen ongeveer een extra kwartier kosten, dat is te overzien. Nu stopt de NBA met de Raad voor Toetsing momenteel veel energie in een betere opzet van de toetsingen. Ik weet niet of dat afdoende zal zijn, maar in ieder geval vrees ik dat het wel een tijdje zal duren voor de betreffende maatregelen helemaal tot de dagelijkse toetsingspraktijk zijn doorgedrongen. Het is daarom wijs om de micro-entiteiten daar minimaal voorlopig nog maar even buiten te laten.
Tot slot; het is wel heel makkelijk om alle schuld van onvoldoende toetsingsresultaten, werkdruk en in-efficiency bij de NBA, de RvT en sommige toetsers neer te leggen. In een volgende blog ga ik daarom graag in op hoe accountants niet in de slachtofferrol zouden moeten schieten maar voor hun (samenstel)vak moeten staan. Dat kan soms ook met een heel dun dossier… maar op de automatische piloot gaat dat niet!
Geef een reactie