De terugbetaling van ter leen ontvangen bedragen vormt geen aftrekbare kostenpost in de zin van de Wet IB 2001. Ook kan dit niet worden aangemerkt als een verlies uit onderneming of een werkzaamheid.
Eiser is huisarts. En voerde zijn praktijk tot en met 2010 in maatschapsvorm en per 1 januari 2012 als eenmanshuisartspraktijk. Hij heeft zich in het bijzonder toegelegd op de echografie en de medische reizigersadvisering.
De huisarts en A hebben op 17 juni 1994 een schuldbekentenis ondertekend welke een bedrag van ƒ 400.000 betreft. B dagvaardt de huisarts en A in oktober 2010 om terugbetaling van het in 1994 geleende bedrag van NLG 400.000 (€ 181.512) te vorderen. Verder vordert B betaling van een bedrag van € 2.269 (ƒ 5.000) aan rente per dag vanaf 18 juni 1994.
Deze procedure is beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst. Uit een brief van 5 december 2011 van de advocaat van [B] gericht aan de advocaat van de huisarts blijkt dat de huisarts en [A] zich hoofdelijk verbonden hebben tot betaling aan [B] van € 220.000 op uiterlijk 1 oktober 2011 en dat bij het uitblijven van die betaling de huisarts en [A] de wettelijke rente over dit bedrag zijn verschuldigd aan [B] tot het moment van algehele voldoening.
De huisarts en [A] komen de verplichtingen uit de hiervoor genoemde vaststellingsovereenkomst niet na. In maart 2012 ondertekenen [B] en de huisarts een nieuwe vaststellingsovereenkomst. Er wordt overeengekomen dat de huisarts een totaalbedrag van € 170.000 aan B betaald.
De huisarts is een geldlening aangegaan op 12 maart 2012, waarbij [C] BV aan de huisarts, handelende in privé en handelende onder de naam Huisartsenpraktijk [X] (B.V. i.o.), een geldlening verstrekt van € 170.000 met een maximale looptijd van 7 jaar en tegen een rentepercentage van 5% per jaar. Vanaf februari 2013 dient te worden afgelost volgens een aflossingsschema.
Het geschil
In geschil is of een bedrag van € 170.000 als verlies uit onderneming, kosten dan wel als negatief resultaat uit overige werkzaamheden ten laste van het belastbare inkomen kan worden gebracht.
Oordeel Rechtbank
De Rechtbank oordeelt dat de huisarts niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit bedrag van € 170.000 geheel of gedeeltelijk is aan te merken als aftrekbare kosten op grond van enige bepaling van de Wet IB 2001. Uit de door de huisarts geleverde overeenkomsten volgt niet meer dan dat de betaling van € 170.000 aan [B] betrekking heeft op de terugbetaling van de op 17 juni 1994 ter leen ontvangen bedragen. De terugbetaling van ter leen ontvangen bedragen vormt geen aftrekbare kostenpost in de zin van de Wet IB 2001. Ook kan dit niet worden aangemerkt als een verlies uit onderneming of een werkzaamheid.
Geef een antwoord