Het Register Belastingadviseurs heeft schriftelijke opmerkingen gemaakt bij de prejudiciële vragen over de reparatiewetgeving naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad in geval van emigratie naar respectievelijk Frankrijk, Korea en de Filipijnen.
Op 9 maart 2017 legde Rechtbank Zeeland-West-Brabant prejudiciële vragen voor aan de Hoge Raad. Daarbij gaat het om de verhouding tussen de conserverende aanslag voor een lijfrente- of pensioenaanspraak en de goede verdragstrouw onder het belastingverdrag met Frankrijk. Het RB heeft gebruikgemaakt van de door de Hoge Raad geboden mogelijkheid om schriftelijke opmerkingen te maken.
Reparatiewetgeving in 2009
Aanleiding voor de prejudiciële vragen is de reparatiewetgeving naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad van 19 juni 2009 in geval van emigratie naar respectievelijk Frankrijk (ECLI:NL:HR:2009:BC5201), Korea (ECLI:NL:HR:2009:BI8563) en de Filipijnen (ECLI:NL:HR:2009:BI8566). De rechtbank vroeg zich af deze reparatiewetgeving wel in overeenstemming is met de goede verdragstrouw.
Regelen in van toepassing zijnde belastingverdrag
Naar de mening van het RB zou in grensoverschrijdende situaties de heffing bij oneigenlijke afwikkeling in het buitenland van pensioenen en lijfrenten waarvoor Nederland eerder een fiscale faciliteit heeft verleend, geregeld moeten worden in het van toepassing zijnde belastingverdrag. Indien en voor zover die bevoegdheid niet al is verleend in het betreffende belastingverdrag zou volgens de vereniging het betreffende belastingverdrag moeten worden aangepast. Eenzijdige aanpassing van de nationale wetgeving is naar de mening van het RB niet het juiste middel.
Algemene inkomensbegrip Wet IB 2001
Verder gaat het RB in zijn opmerkingen onder meer in op het per 1 januari 2001 gewijzigde (algemene) inkomensbegrip in de Wet IB 2001 en meer specifiek het fictieve inkomen van artikel 3.83 en 3.136 Wet IB 2001.
Bron: RB
Geef een reactie