De Belastingdienst heeft tot en met 19 april van dit jaar 7.443 modelovereenkomsten tussen zzp’ers en opdrachtgevers ter toetsing binnengekregen. Daarvan zijn er 1.566 goedgekeurd: iets meer dan 20%. Ruim 35% van de aangeboden overeenkomsten is afgekeurd.
De cijfers zijn bekendgemaakt door staatssecretaris Wiebes (Financiën) naar aanleiding van een Wob-verzoek. Bij de fiscus lagen medio april nog 811 modelovereenkomsten ter behandeling op de bureaus. Een aanzienlijk aantal van 2.429 overeenkomsten betreft een “afgebroken modelovereenkomst”. Die overeenkomsten krijgen geen eindoordeel krijgen omdat de indiener geen behoefte meer heeft aan een standpunt op een overeenkomst of inziet dat het een dienstbetrekking betreft. Ook is het mogelijk dat de indiener heeft gekozen om te werken met een gepubliceerd model of geen model nodig heeft.
Coachende rol
Gemiddeld duurt de toetsing van een modelovereenkomst 14 weken. “De doorlooptijd lijkt relatief lang, maar de Belastingdienst heeft een coachende rol. Wanneer de Belastingdienst constateert dat een ingediende overeenkomst onvoldoende kenmerken bevat om buiten dienstbetrekking te kunnen werken, stelt de Belastingdienst zich behulpzaam op door bijvoorbeeld de wettelijke mogelijkheden toe te lichten. De Belastingdienst geeft aan wat wél kan en hoe het wel kan. Hierover gaat de Belastingdienst met de indiener van de modelovereenkomst in gesprek. Zo zijn veel van de eerste ingediende versies onvoldoende, maar maken de daaropvolgende versies wel het oordeel werken buiten dienstbetrekking mogelijk. Een overeenkomst wordt dus niet direct afgewezen wanneer de eerste versie niet voldoet.”
Wel handhaving bij kwaadwillendheid
De handhaving van de Wet DBA is opgeschort tot (in elk geval) januari volgend jaar. “Nu de druk door het opschorten van de handhaving minder groot is kost het uitoefenen van de coachende rol iets meer tijd. Indieners nemen nu meer tijd om over de mogelijkheden na te denken”, geeft Wiebes aan. “Het opschorten van de hiervoor genoemde repressieve handhaving geldt niet als iemand door de Belastingdienst als kwaadwillende wordt gezien. U bent kwaadwillend als u opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan, omdat u weet – of had kunnen weten – dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking (en daarmee een oneigenlijk financieel voordeel behaalt en/of het speelveld op een oneerlijke manier aantast). De handhaving richt zich nu eerst op de ernstigste gevallen: situaties waarin partijen evident buiten het wettelijk kader treden. Het gaat daarbij dus niet om een zelfstandige professional bij wie er ruis is over de gezagsrelatie. Het gaat wel om gevallen waarin opdrachtgevers opereren in een context van opzet, fraude of zwendel.”
Geef een reactie