1. Overgangsregeling
Als een nieuwe sportaccommodatie wordt gerealiseerd en de aannemingsovereenkomst voor de bouw van de sportaccommodatie vóór 1 januari 2019 is gesloten en de bouw ook voor die datum (1 januari 2019) is gestart, wordt het aftrekrecht bepaald conform de bestemming die de sportaccommodatie had op het tijdstip van het sluiten van de aannemingsovereenkomst. Dit geldt dus expliciet ook voor de aftrek van BTW op de termijnen die na 1 januari 2019 worden gefactureerd.
2. Aanvullingen overgangsregeling
De overgangsregeling geldt ook voor de situatie waarin de bouw van een sportaccommodatie in 2018 is afgerond, maar de ingebruikname in 2019 plaatsvindt. De overgangsregeling wordt op dit punt bij nota van wijziging verduidelijkt.
Tevens geldt de overgangsregeling als de gemeente een sportaccommodatie verhuurt aan een sportstichting. Wanneer een huurder vanwege de verruiming van de sportvrijstelling een sportaccommodatie niet langer gebruikt voor BTW-belaste activiteiten, vervalt de mogelijkheid voor de verhuurder om deze sportaccommodatie BTW-belast te verhuren. De verhuurder moet dan in beginsel de in aftrek gebrachte BTW herzien als de BTW-herzieningstermijn nog niet is verstreken. Op grond van de overgangsregeling kan herziening van de in aftrek gebrachte BTW achterwege blijven voor zover deze herziening het gevolg is van de verruiming van de sportvrijstelling.
De NOB vraagt daarnaast of het kabinet kan toelichten wat wordt bedoeld met de aanvang van de bouw. Daarnaast vraagt de organisatie bevestiging dat daaronder ook de situatie valt dat voor 1 januari 2019 de grond is verworven met het oog op de realisatie van een sportaccommodatie. De overgangsregeling geldt indien vóór 1 januari 2019 aanvang is gemaakt met de realisatie van de bouw. Hiervan is sprake als met het oog op de realisatie van de bouw kosten zijn gemaakt die rechtstreeks en objectief aantoonbaar zijn toe te rekenen aan die realisatie, dan wel als voor de realisatie van de onroerende za(a)k(en) contractueel vastgelegde verplichtingen zijn aangegaan. Het uitsluitend in bezit hebben of verkrijgen van grond, zonder dat sprake is van een dergelijke rechtstreekse en aantoonbare relatie, is onvoldoende voor toepassing van de overgangsregeling. Als een onroerende zaak deel uitmaakt van een project dat meerdere onroerende zaken omvat, wordt de toepassing van de overgangsregeling per onroerende zaak getoetst.
Dit bericht is opgesteld door de redactie van Taxnavigator, eindredactie mr. dr. J.J.P.(Joep) Swinkels. Voor meer informatie: info@taxnavigator.nl
Geef een reactie