Rule based is makkelijker dan principle based. Regels zijn makkelijker voor accountants en toezichthouders. Bij principle based regels moet je op zoek naar de reden en de context. Dat vinden toezichthouders soms best wel lastig. In gesprek met advocaat Jan Garvelink over tuchtrecht en toezicht. Hij was een van de sprekers op de AV-dag van 25 september.
Jan Garvelink is advocaat bij Blaisse. Een flink deel van zijn tijd besteedt hij onder andere aan accountants en hun tuchtrecht. Hij is goed bekend met de route naar de Accountantskamer in Zwolle.
Wat is er bijzonder aan het tuchtrecht voor accountants?
‘Het tuchtrecht voor accountants heeft specifieke eigenschappen, die het anders maken dan andere rechtsgebieden. Je wordt als accountant toch geacht jezelf meer te verklaren. Er wordt een veel actievere rol van je verwacht. Je kunt minder achterover leunen en je zit met een college, dat zelf al heel veel vindt. Bij een civiele rechter moet en kun je veel meer uitleggen hoe het voor jouw gevoel in elkaar zit.’
Betekent dit dat de leden van de Accountantskamer niet open minded zijn?
‘Zij zijn wel open minded. Hun ervaring is heel nuttig, maar is tegelijkertijd ook een beetje een gevaar. Nuttig, omdat ze begrijpen hoe het zit, maar een gevaar omdat ze meer vanuit ervaring denken en dan al snel denken te weten hoe het zit. Je moet wel opletten dat je je in specifieke gevallen niet laat leiden door wat je in het verleden gezien hebt. Misschien trek je te snel conclusies. Aan de andere kant: je kunt geen tuchtrechter benoemen die geen verstand heeft van accountancy.’
Regels zouden principle based moeten zijn. Maar het lijkt erop dat accountants, de NBA en ook de AFM eigenlijk het liefst een rule based system hebben. Geef maar een regeltje, dan ben ik goed of fout en dan is het klaar?
‘Ja, dat zit in de beroepsgroep. Een accountant wil weten hoe het zit en wat hij moet doen, waar juristen nog weleens het grijze gebied opzoeken. Voor een accountant is dat ongemakkelijk. De AFM worstelt ermee. En ook in het tuchtrecht heeft men soms een beetje de neiging om meer te kijken naar de regel en wat minder te kijken naar de vraag of de context ook nuttig was. Het is gemakkelijker om gewoon te vinken. Als accountant kun je dan gewoon het werkprogramma afwerken en als toezichthouder kun je controleren of dat werkprogramma is afgewerkt. En de tuchtrechter kan dan kijken of het werkprogramma is nageleefd. Dat is wel de makkelijkste weg.
Opener naar de norm kijken is veel lastiger. Wat betekent een regel in een concrete context? Dan wordt het – vooral voor de toezichthouder – lastig om vast te stellen of regels zijn nageleefd. Toch zou dat wel moeten. Je dreigt anders in een situatie te komen waarin het naleven van detailregels het einddoel wordt. In accountancy ligt er een nadruk op het naleven van regelgeving. Dat past in het denken in gesloten normen. Je moet dit en je moet dat. Ik houd meer van de vraag: waarom doe je het eigenlijk? Die waaromvraag is onderbelicht.’
Is dat ook de kern van de juridische procedures van EY en PwC tegen de AFM-beslissing om een boete op te leggen vanwege onvoldoende kwaliteit van uitgevoerde accountantscontroles?
‘Je kunt niet op basis van een beperkt aantal omissies in een beperkt aantal dossiers roepen dat de auditkwaliteit niet deugt. Daarvoor is de steekproef gewoon te klein. De AFM realiseert zich dat overigens ook en vertelt nu in de markt dat ze het anders willen gaan doen. Door zich mee te richten op het stelsel, op het functioneren van de organisatie. Dat is een goede stap, al is het naar mijn gevoel nog niet helemaal duidelijk waar ze zich op willen gaan richten en hoe ze dat concreet gaan doen. Het zou goed zijn om dat in de komende periode nader te duiden.’
Met andere woorden: het risico bestaat dat de toezichthouder zich niet zozeer richt op controleren of de accountant zijn werk goed gedaan heeft, maar op controleren of de accountant zijn dossier in orde ?
‘Ja, en dat is onwenselijk. Uiteindelijk wil je – en dat is best lastig – meer toe naar: zijn hier wel de goede vragen aan de orde geweest? Wanneer je het hebt over grote ondernemingen, dan is het maatschappelijk niet altijd even nuttig om aan een accountant te vragen of hij de controle van de debiteuren heel goed heeft gedocumenteerd. Het is misschien nuttiger om te vragen of zijn aanwezigheid en zijn kritische opstelling ertoe hebben geleid dat het bestuur van de vennootschap gekomen is tot correcte verslaggeving. Een toezichthouder moet ervoor waken dat hij niet zodanig met de vraag bezig is of het dossier goed in elkaar zit, dat hij eigenlijk niet toekomt aan de vraag of die oordeelsvorming ten aanzien van de verslaggeving nou in orde is. Hij moet oppassen niet een dossiervormingstoezichthouder te worden.’
Wordt er in een spagaat naar de accountant gekeken? Enerzijds vertrouwt men op zijn oordeel, anderzijds is er wanvertrouwen.
‘De beeldvorming is wel een beetje raar. Bovendien heeft de politiek de neiging om bij ieder incident weer om een min of meer cosmetische maatregel te vragen. Dat is vaak compleet fact free. Dan wordt de bezwaartermijn van 3 jaar naar 10 jaar gebracht voor tuchtklachten. Is het nu echt verstandig om de bezwaartermijn naar 10 jaar te brengen, terwijl de bewaartermijn 7 jaar is? Is het normaal om na 9 jaar en 11 maanden alsnog over iets te klagen, terwijl je het al bijna 10 jaar weet? Het beeld dat bij de politiek lijkt te leven, is te negatief en wordt beheerst door incidenten. Dat wordt ook wel gevoed door wat er in de pers staat. Maar dat is niet het beeld dat de gemiddelde ondernemer van zijn accountant heeft, anders zou hij die accountant wel buiten de deur zetten. Daar zit een scheefgroei. De gemiddelde ondernemer zal je vertellen dat zijn accountant niet de makkelijkste is. Nederlandse accountants worden wel als lastig gezien. Dat is op zich goed. De meeste accountants zijn serieuze professionals, die hun werk goed willen doen. Ik denk dat de meeste ondernemers dat ook zo zien. Dat accountants hun werk over het algemeen goed doen, wil niet zeggen dat er nooit iets fout gaat. Dat geldt echter voor alle beroepsgroepen. ICT’ers, medici, advocaten; er gaat af en toe iets niet goed. Je zou af en toe ook eens begrip kunnen hebben voor het feit dat iemand iets niet helemaal perfect heeft gedaan. Er zullen altijd incidenten zijn. We moeten niet de illusie hebben dat het nooit meer fout zal gaan.’
Uw conclusie is dat het eigenlijk best meevalt met de kwaliteit van de accountant?
‘Er zit weleens iemand tussen die zich bewust misdraagt, maar dat is iets anders. Dat is de uitzondering. Over het algemeen gaat het om ongelukjes en ook wel om ongelukjes zonder veel gevolgen. Als de dossiervorming niet op orde is, of de debiteurenvoorziening is wat te laag of te hoog, dan is dat vervelend, maar niet meteen een drama.’
Is het oordeel van de rechter naar aanleiding van de zaken rond EY en PwC: Je mag op basis van incidenten geen conclusies trekken?
‘Wat de bestuursrechter daar zegt, is dat als je iets wilt zeggen over de kwaliteit van het hele kantoor, je niet kunt volstaan met het checken van drie dossiers, daar bedenkingen bij hebben en dan zeggen ‘Ik ga nu een boete opleggen, omdat het kantoor niet aan de zorgplicht heeft voldaan’. Als je gaat zeggen ‘Zodra ik in dossiers omissies aantref, dan voldoet het hele kantoor niet’, dan moet je met elkaar vaststellen dat je daarmee een norm aanlegt waar de hele sector nooit aan zal voldoen. Dan leg je de lat te hoog. We kunnen ook vaststellen dat er nergens zo veel geïnvesteerd wordt als juist in die organisaties (Big Four, red.). Als zij het al niet halen, hoe moet de rest van de sector het dan halen, want die zijn in beginsel aan dezelfde normen gebonden. Er zijn nu 9 kantoren met een OOB-vergunning (Big Four, BDO, accon avm, Grant Thornton, Baker Tilly Berk en Mazars, red.). Wanneer de druk op kantoren zo hoog blijft, dan houd je straks nog minder kantoren met een OOB-vergunning over. Dat lijkt me onwenselijk.’
Welke problemen voorziet u dan?
‘Grote controles van AEX-bedrijven vragen veel manuren. Tegelijkertijd is er een schaarste aan goed personeel. Wanneer je roept dat die controles nog intensiever moeten, dan kost dat nog meer menskracht. Waar haal je dan nog de mensen vandaan om de gemeente Appelscha te controleren? Je kunt meer mensen inzetten bij de controle van Shell; dan geldt wel de wet van afnemende meeropbrengsten. Je zuigt meer mensen uit de markt. Intussen is de instroom aan mensen beperkt, ook door het imago van de beroepsgroep. Controles in bijvoorbeeld het MKB komen dan op de tocht te staan. Het risico op een schaarbeweging van minder mensen in het beroep en meer inzet van mensen per opdracht zou meer aandacht verdienen, ook van de politiek.
De controlerend accountant is niet meer dan een schakel in de governance van een onderneming?
‘Een accountant kan het beleid van een onderneming niet aanpassen. Wanneer een onderneming in januari een rechtshandeling verricht, dan komt de accountant in mei het jaar daarna en zegt hij wat over de verwerking van die rechtshandeling in de jaarrekening. Onzin om te denken dat je op die manier beleid kunt sturen. Een accountant kan niet anders doen dan ervoor zorgen dat er achteraf relevante informatie beschikbaar is. Het bestuur, de raad van commissarissen, hoort daar niet op te wachten. Als de informatie beschikbaar was, dan moeten ze later bovendien niet zeuren; ze hadden die informatie en besloten daar kennelijk niets mee te doen.’
De 30-secondenfout
Bij dossiervorming zie je vaak dat ze er goed aan zouden hebben gedaan om even een mail te sturen. Zeker in het MKB gaan zaken over dingen die bij beide partijen hartstikke duidelijk waren, maar die nergens vastliggen. En dan loopt de accountant tuchtrechtelijk een risico. Iedereen wist wat de rol van de accountant in een traject was, het is aan tafel allemaal besproken, en niemand had er een probleem mee. Maar drie jaar later kan de accountant niet aantonen dat hij het gezegd heeft. Dan doet een e-mail na de bespreking aan de andere partijen wonderen. Die kun je in 30 seconden schrijven. ‘Zoals besproken sta ik Henk bij in dit traject. Als jullie problemen hebben, laat het me dan weten.’ Op die manier bespaar je een hoop discussie achteraf. Het aardige is dat de klant het vaak ook nog als service ziet. Accountants voelen het ook vaak wel aan dat het niet helemaal goed zit, maar denken ‘Ach, het valt wel mee’. Typisch zo´n beslissing waar je dan later van denkt ‘oeps’. Vaak kleine dingetjes. Ik zeg weleens aan een klant: ‘Geef me een tijdmachine naar een paar jaar terug; in een paar minuten kan ik een heel dossier voorkomen’. Geen fundamenteel gebrek in wat je gedaan hebt, maar het is de manier waarop je het aan de klant bevestigd hebt. Heeft ook te maken met het feit dat een accountant soms denkt dat een bevestiging een aangetekend schrijven moet zijn, maar een e-mail is vaak ook prachtig. Iets meer van die e-mails en ik zou minder te doen hebben.’
Frans Heitling
Dit artikel verscheen eerder in de AV 2. Wilt u meer van dit soort artikelen lezen? Neem dan een abonnement op het kwartaalblad Accountancy Vanmorgen!
Geef een reactie