Als twee bedrijven een overeenkomst sluiten over het overnemen van bedrijfsactiviteiten via een juridische afsplitsing, geldt vrijstelling van overdrachtsbelasting. Dat is alleen anders als de splitsing was bedoeld om belastingheffing te ontwijken, oordeelt het gerechtshof Den Haag.
Twee BV’s sluiten een overeenkomst met betrekking tot de overname van een nog – via een akte van splitsing – op te richten bedrijf. De overnemende BV betaalt een bedrag van € 1.870.579 aan overdrachtsbelasting. Maar die maakt daartegen bezwaar: de overname is vrijgesteld van overdrachtsbelasting.
Rechtbank: vrijstelling bij splitsing, mits
Voor vrijstelling is vereist dat de splitsing heeft plaatsgevonden op zakelijke gronden. Dat kan de BV niet aantonen, vindt de rechtbank in Den Haag. De af te stoten activiteiten van de verkopende BV waren onlosmakelijk verbonden met de onroerende zaken. De afsplitsing van een deel van de onderneming is niet gebaseerd op bedrijfseconomische motieven, maar op aandeelhoudersmotieven. “Nu belanghebbende er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat de afsplitsing heeft plaatsgevonden op zakelijke gronden wordt deze geacht in overwegende mate te zijn gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing tenzij het tegendeel aannemelijk wordt. De bewijslast dat de splitsing niet in overwegende mate gericht was op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing ligt bij belanghebbende.”
Hof: vrijstelling bij splitsing, tenzij
Het gerechtshof kiest in hoger beroep een andere aanvliegroute. “Het hof merkt als tussen partijen vaststaand aan dat in deze zaak sprake is van de overgang van vermogen onder algemene titel in het kader van een splitsing van een vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal. Dat betekent dat belanghebbende in verband met deze splitsing een vrijstelling van overdrachtsbelasting geniet.” Dat wordt alleen anders als de feiten en omstandigheden maken dat die vrijstelling niet van toepassing is. “Naar ‘s Hofs oordeel is, gelet op het geheel van de door partijen op dat punt ingebrachte informatie, sprake van een splitsing die heeft plaatsgevonden op grond van zakelijke overwegingen zoals herstructurering en rationalisering van de actieve werkzaamheden van de splitsende en de verkrijgende rechtspersoon.” Weliswaar zijn de aandelen in de afgesplitste rechtspersoon binnen drie jaar na de splitsing geheel vervreemd aan een vennootschap die niet met de gesplitste rechtspersoon en met de verkrijgende rechtspersoon is verbonden, maar dat heeft volgens het hof niet tot gevolg dat de vrijstelling komt te vervallen.
Het hof verklaart het beroep gegrond.
Geef een reactie