De Hogeschool Rotterdam moet alsnog de facturen van een gastdocente betalen, heeft het gerechtshof in Den Haag bepaald. De instelling wilde loonheffing inhouden op het gefactureerde bedrag, hoewel daarover vooraf geen afspraken waren gemaakt.
Een gastdocent Stedenbouwfysica werkt sinds 2010 voor de Hogeschool Rotterdam met een VAR-verklaring. Voor de laatste periode van het schooljaar 2015-2016 brengt zij een offerte uit voor 16 uur stagebegeleiding en 90 uur hoor- en werkcolleges. Ze rekent € 55 per uur exclusief BTW, te declareren met twee facturen. De hogeschool gaat daarmee akkoord.
Honorarium niet betaald
In mei stuurt de docent de eerste factuur. Daarvan wordt circa de helft betaald. De tweede factuur, uit juni, wordt niet betaald. De docent meldt eind die maand dat ze met haar werk stopt. Voor de rechter eist ze betaling van bijna € 4.500 aan nog niet betaald honorarium. De hogeschool werpt tegen dat er op grond van de Wet DBA loonheffing moet worden ingehouden. De tweede factuur is niet betaald omdat de docent haar werkzaamheden niet volgens afspraak zou hebben afgerond.
‘In principe akkoord’
De rechter geeft de vrouw gelijk en de zaak komt voor het gerechtshof. Volgens de hogeschool was de docent ‘in principe akkoord met de inhouding van de loonheffing’, wat zou blijken uit e-mailcorrespondentie. De docent zocht eind mei contact omdat haar factuur van begin die maand nog niet was betaald. De hogeschool liet daarop weten dat de factuur niet in behandeling kon worden genomen en dat begin april is uitgelegd waarom dat niet meer mogelijk was. De onderwijsmanager laat weten: ‘Het voorstel is – bij hoge uitzondering – dat je factureert als [naam], waarbij de hogeschool jou uitbetaalt onder inhouding van loonbelasting en premie volksverzekering op het factuurbedrag.’
Loonheffing niet aan de orde
De docent belooft in augustus zekerheid te kunnen bieden over de aard van de arbeidsrelatie. Met betrekking tot de inhoudingen laat ze weten dat ze vanwege verlies in eerdere jaren zelfstandigenaftrek over heeft. Daardoor zou ze weinig premie volksverzekeringen hoeven te betalen over 2016. Bovendien wil ze zekerheid dat de hogeschool de geschatte inhoudingen ook daadwerkelijk aan de Belastingdienst afdraagt, om te veel betaalde premies terug te kunnen vragen. ‘Dus dien ik van hogeschool een jaaropgave te krijgen.’ ‘De loonbelastingen zijn bij een zelfstandige niet aan de orde, ik zit nergens in loondienst en die hoor ik niet te betalen en zal ik niet betalen.’ Tot slot geeft ze aan de voorgestelde constructie eerst te willen laten beoordelen voordat ze daarmee akkoord gaat.
De hogeschool werpt tegen dat de docent in principe heeft aanvaard dat er op haar honorarium loonheffingen zouden worden ingehouden.
Geen afspraak over inhoudingen
Het hof oordeelt dat dat laatste niet blijkt uit de correspondentie. ‘Uit de e-mail […] blijkt dat zij slechts overweegt de inhouding van premies voor volksverzekeringen onder bepaalde voorwaarden te accepteren. De inhouding van loonbelasting weigerde zij te accepteren.’ De hogeschool heeft niet kunnen aantonen dat de docente nadere informatie over de inhouding heeft gekregen en daarna onvoorwaardelijk heeft ingestemd met de inhouding van de loonbelasting. ‘De afspraak tussen partijen hield dus in dat de hogeschool haar € 55 per uur zou betalen, zonder deze inhoudingen.’
School nalatig
Met betrekking tot de wettelijke verplichting tot inhouding verwijst de hogeschool naar een boekenonderzoek van de Belastingdienst over de periode 2010-2014. Daaruit zou zijn gebleken dat de gastdocent een dienstverband in fiscale zin heeft. Daarover zou zijn gesproken. Enig nadeel voor de docent was niet aan de orde, omdat zij te veel ingehouden belasting kon terugvragen. Maar een mogelijke naheffing en boete van de fiscus komen voor risico van de hogeschool, vindt het hof. De school wist kennelijk dat er sprake was van een dienstverband, maar heeft nagelaten met de docent bij het sluiten van de overeenkomst en voorafgaand aan de uitvoering daarvan afspraken te maken over het inhouden van loonbelasting.
Oordeel fiscus niet duidelijk
De stukken die de hogeschool heeft aangedragen, wijzen er volgens het hof niet op dat de Belastingdienst het docentschap van de vrouw over de periode 2010-2014 heeft aangemerkt als een dienstverband in fiscale zin. ‘Uit het bijgevoegde Excel-bestand blijkt slechts dat de Belastingdienst zich op het standpunt stelt dat er loonbelasting had moeten worden ingehouden over drie opdrachten uit 2013, […] zonder dat duidelijk is op welke grond de Belastingdienst tot die conclusie is gekomen met betrekking tot die specifieke periode.’ Maar hoe de fiscus in algemene zin over het docentschap denkt, is niet af te leiden.
De hogeschool moet de niet-betaalde bedragen alsnog overmaken aan de docent.
Uitspraak: ECLI:NL:GHDHA:2019:1140
Geef een reactie