Aan de vaktechnische kennis van accountants mankeert weinig. Maar de professioneel-kritische oordeelsvorming kan scherper, vindt Ron Dohmen, forensisch accountant bij de FIOD en in die rol ook regelmatig aanwezig als aanklager in tuchtrechtzaken tegen accountants. Accountants die goed opletten, kunnen het aantal fraudegevallen terugdringen, is zijn overtuiging.
De Financial Intelligence Unit (FIU), de autoriteit waar financiële dienstverleners verdachte transacties moeten melden, meldt dat er in 2018 voor € 9,5 miljard euro aan verdacht geld is gesignaleerd door bankmedewerkers, makelaars, notarissen, accountants en andere functionarissen, die het onderzoeksbureau wezen op ongebruikelijke financiële transacties.
Checklist
Recent publiceerde de FIU een checklist met 72 aanwijzingen voor verdachte transacties voor onder meer geldhandelaren, banken, notarissen en accountants. Laatstgenoemde beroepsgroep morde bijna per omgaande, want het puntsgewijs nalopen van de checklist met signalen van witwassen en fraude is tijdrovend; een melding bij de FIU zou voorts teveel tijd vergen. Dohmen vindt de checklist een goed instrument, dat prima aansluit bij zijn eigen beroepspraktijk.
In 2011 besloot het Openbaar Ministerie financiële dienstverleners die fraudeurs en criminelen een handje toesteken of wegkijken, zogenoemde facilitators, ook aan te pakken via het tuchtrecht. Liever minder zaken, maar vooral zaken die er toe doen, was de keus van het OM. Dohmen: ‘We zagen in zaken met grotere maatschappelijke impact de rol van facilitators als accountants en notarissen groeien. Ook tegen andere beroepsgroepen voeren we tuchtprocedures, maar die tegen accountants vormen de hoofdmoot.’ Accountants en notarissen die met hem of een van zijn collega’s te maken krijgen, ontmoeten hen als gemachtigden van het Openbaar Ministerie bij de tuchtrechter, bij klachten die voortkomen uit fraudeonderzoeken van de FIOD of van een andere opsporingsinstantie.
FC Barcelona
Over de volle linie is Dohmen goed te spreken over de vakinhoudelijke kennis van Nederlandse accountants; zij voeren volgens hem hun werk ‘op hoog niveau’ uit. ‘In de pers hoor en lees je vooral waar het fout gaat. Maar in de administraties die we in beslag nemen en in de accountantsdossiers die we onder ogen krijgen, zien we dat het in veel meer gevallen goed ging, waar het de rol van de accountant betrof. Maar dat lees je niet in de pers. Jan Garvelink, advocaat en tuchtrechtspecialist die ik met enige regelmaat ontmoet in de rechtszaal, heeft wel eens gezegd dat Nederland het FC Barcelona van de accountancy is. Daar sluit ik me bij aan.’
Waar gaat het dan wel regelmatig mis? ‘Bij accountants die bewust meedenken met hun cliënt om de boel te belazeren en incidenteel ook bij accountants die opzettelijk opzij kijken. Maar veel vaker is er sprake van een gebrek aan kritisch vermogen, of een teveel aan vertrouwen, zo je wilt. Voor accountants die bewust meedenken met fraude van hun klanten is geen plek in de beroepsgroep. Bij vaktechnische fouten die wij voorleggen aan de tuchtrechter is meestal geen sprake van strafbaarheid, maar van laakbaarheid. Ook dat zijn nuttige zaken, omdat ze de beroepsgroep de kans bieden iets te leren, op het vlak van het invullen van de nogal open normen uit de gedrags- en beroepsregels ‘
Om het even: Big Four of eenpitter
Wordt er door de accountant een oogje toegeknepen of zelfs mee-gefraudeerd, dan maakt het voor Dohmen niet uit of er een accountant van een klein MKB-kantoor zit, of een vertegenwoordiger van de Big Four. ‘Nee, met een eenpitter heb ik echt niet meer medelijden dan met iemand van de grote kantoren. Als je als accountant verklaart dat een jaarrekening vrij is van materiële afwijkingen als gevolg van fraude, roep je nogal wat. Het eindproduct, de samenstellings- of controleverklaring afkomstig van een klein kantoor heeft wettelijk gezien evenveel waarde in het maatschappelijk verkeer als die van de Big Four. Dus dan mogen aan de opsteller van dat product ook dezelfde eisen worden gesteld.’
Zakelijke dienstverleners verschuilen zich volgens Dohmen nogal eens achter hun cliënt, die hen zou hebben misleid. In zulke gevallen heeft de accountant vaak al eigen twijfels in de wind geslagen. De accountant moet zich niet alleen achter zijn oor krabben, maar ook iets met aanwijzingen of vermoedens dóen, benadrukt hij. En juist daar blijft het volgens hem regelmatig steken. Hij haalt het voorbeeld aan van twee broers die via een VOF een handel in dure paarden dreven. De VOF kocht paarden in bij de eenmanszaak van een van de broers. De administratieve voorraad paarden nam hand over hand toe, want geen dier verliet ooit de stal. De kosten voor voer stegen niet, facturen van dierenarts werden niet aangetroffen en er werden door de VOF geen betalingen voor de aangekochte paarden gedaan aan de eenmanszaak. Pure BTW-fraude, bleek uit het strafrechtelijk onderzoek. Dohmen: ‘De gekochte paarden bestonden alleen op papier. De samenstellend accountant had dingen kunnen constateren die schreeuwden om nader onderzoek. Maar wat ondernam hij? Nog geen bezoekje aan de stal.’
Fraude soms complex
Ook bij minder in het oog springende zaken dan het bovengenoemde geval mogen accountants vaker rechtop in hun stoel zitten, zegt Dohmen. ‘Een accountant is geen opsporingsambtenaar. Het valt hem niet kwalijk te nemen dat hij niet alles ziet wat zich binnen een bedrijf afspeelt. Vergeet niet dat fraudezaken soms heel complex zijn. Het ontbreekt de accountant aan de strafvorderlijke gereedschapskist waar wij als FIOD over beschikken, met allerlei opsporingsbevoegdheden. De afdwingbare mogelijkheid tot een derdenonderzoek waar de Belastingdienst over beschikt heeft de accountant niet. Maar doet hij niks met zaken die hij wel ziet en die in onderling verband en samenhang om een verklaring vragen, dan noem ik dat kwalijk. Spreek je klant daarop aan, voordat je er zelf op wordt aangesproken.’
Met regelmaat stuit Dohmen op inconsequent handelen door accountants. Voorbeeld van zo’n zaak die die bij hem tot ver opgetrokken wenkbrauwen leidde: ‘Een accountant met een samenstelopdracht bij een klant waar de administratie een grote zooi was. Hij besloot de samenstelwerkzaamheden om die reden te beëindigen. Maar vervolgens vulde hij wel gewoon de aangiften OB van diezelfde klant in, waarmee grote bedragen aan voorbelasting werden geclaimd. Daar kan ik echt met mijn verstand niet bij. Achteraf blijkt er BTW-fraude gepleegd te zijn. Constateer je een puinhoop in de administratie waardoor je geen samenstellingswerkzaamheden meer wilt uitvoeren, dan moet je als accountant ook die belastingaangifte niet meer willen doen.’
Meer ruimte voor ‘creativiteit’
Op de vraag naar de zaken die hij het meest voorbij ziet komen in ‘Zwolle’ blijft Dohmen een eenduidig antwoord schuldig. ‘We zien zaken die betrekking hebben op zowel de samenstel- als de controlepraktijk. Als ik al een schifting zou moeten maken waar het fraudekwesties betreft en waarbij de accountant heeft meegedacht, opzij heeft gekeken of zelfs heeft gefraudeerd, gaat het wel vaker om kleine kantoren dan grote. Mijn gevoel zegt dat bij die kleine meer ruimte is voor een iets te grote creativiteit. Ook een grondige intervisie ontbreekt vaak. Grote kantoren werken met hele controleteams. Zaken die niet door de beugel kunnen vallen dan eerder op.’
Over het partnermodel als bron van misstanden en de uurtje-factuurtje-dwang wil Dohmen geen uitspraken doen. Wel over de cultuur in sommige accountantsorganisaties, waar de werkdruk groot is, deadlines gehaald moeten worden en het gebeurt dat de top signalen van onderaf negeert. Als voorbeeld diept hij de bouwfraude op, die in 2002 leidde tot een parlementaire enquête. ‘In die affaire vielen zaken op waar assistenten mee naar hun meerderen stapten. Laatstgenoemden besloten dat echter weg te filteren. Die bouwfraude is een bekend voorbeeld, maar ik zie helaas nog steeds gevallen waarbij signalen in het controleteam van onderaf bovenin genegeerd worden. Of waarover hoger in de hiërarchie voorbarig wordt gezegd: er is hier vermoedelijk niks aan de hand.’
Veel aandacht tuchtrechtszaken
Dohmen ziet het tuchtrecht geenszins als het kleine broertje van het strafrecht. ‘Mijn gevoel zegt dat het effect misschien groter is dan via de weg van het strafrecht. Beide rechtsgebieden vullen elkaar goed aan. Er zit altijd wel iemand van de pers in de zaal. Ook de eigen beroepsgroep volgt zaken nauwlettend. Een tuchtrechtelijke maatregel kan een streep door de carrière van een accountant zetten. En tuchtzaken worden gebruikt bij educatie. Dat laatste is ook een doel van tuchtrechtzaken die het OM aanspant: dat we onze bevindingen kwijt willen. We zien een hoop foute dingen, maar kunnen er in het strafrecht niet altijd iets mee. Die gevallen kunnen we net zo goed in een envelopje aan de NBA overhandigen. Maar we weten dat als je het in een procedure doet, dat het zéker de nodige aandacht in de beroepsgroep krijgt en dat accountants op die manier kunnen leren van fouten van anderen.’
Yvonne Jansen is freelance journalist en schrijft regelmatig voor Accountancy Vanmorgen.
Dit is een iets beknopte versie van een artikel in de AV-jubileumeditie.
Geef een reactie