Volgens de Country-by-Country gegevens van de OESO zouden multinationals in Nederland in 2016 gemiddeld 10,6% vennootschapsbelasting hebben betaald. Staatssecretaris Vijlbrief komt zelf echter op 21,7%.
Data is groot probleem
Uit de rapportages komt naar voren dat de 155 Nederlandse multinationals in 2016 een omzet van 225 miljard euro realiseerden en een winst van 24,8%. Zij zouden 2,6 miljard euro aan vennootschapsbelasting hebben betaald. ‘Op basis van deze eerste cijfers zou het beeld kunnen ontstaan alsof de multinationals in Nederland gemiddeld slechts 10,6% aan vennootschapsbelasting betalen over de gerealiseerde winst’, schrijft Vijlbrief aan de Kamer. Een groot probleem is echter de onderliggende data en de gehanteerde definities. ‘Zoals ik al eerder heb aangegeven, is echter het berekenen van een gemiddelde effectieve belastingdruk in de praktijk [hierdoor] nagenoeg onmogelijk. In een analyse kom ik zelf tot een aanzienlijk hogere effectieve belastingdruk van 21,7%. Een zeer belangrijke oorzaak van het verschil met de 10,6% betreft de dubbeltelling van deelnemingsresultaten.’ Vijlbrief heeft zijn berekeningen en aannames met de OESO gedeeld. De OESO heeft deze analyse ook op haar website gezet. Naast Nederland hebben ook Ierland, Zweden en Italië soortgelijke analyses uitgevoerd. Ook hieruit blijkt dat deelnemingsresultaten een belangrijke vertekening vormen van de winst.
Dubbeltellingen in de statistieken
De belangrijkste kanttekening bij de data is dat bedrijven de rapportagerichtlijnen van de OESO verschillend geïnterpreteerd hebben. Hierdoor zijn in de winsten van multinationals dubbeltellingen aanwezig waardoor te hoge winsten worden gerapporteerd. Deze dubbeltellingen gelden zeer waarschijnlijk voor alle landen, de mate van invloed op de statistieken kan per land sterk verschillen. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is de manier waarop dividenden en andere binnen de groep behaalde deelnemingsresultaten worden gerapporteerd in het landenrapport van de multinational. Deze deelnemingsresultaten vallen in Nederland en in veel andere landen namelijk onder de deelnemingsvrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting. In de eerste jaren waren de OESO-richtlijnen met betrekking tot de landenrapporten niet eenduidig over de vraag of deze dividenden wel of niet in de winst moesten worden meegenomen, waardoor verschillende bedrijven verschillende keuzes hebben gemaakt. Als bedrijven hun deelnemingsresultaten rapporteren als winst van een land, dan treden dubbeltellingen op in de gerapporteerde bedrijfswinsten. Dat beïnvloedt overigens vooral de statistieken van landen met een relatief kleine thuismarkt zoals Nederland, omdat van de in die landen gevestigde multinationals relatief meer van de activiteiten in deelnemingen in het buitenland plaatsvinden. Daarmee zullen de deelnemingsresultaten relatief groot zijn ten opzichte van de resultaten behaald in het eigen land.
Analyse van de opgegeven winsten
Vijlbrief heeft onderzocht hoe groot het verschil is tussen de winsten die volgen uit de ingediende landenrapporten van de 108 Nederlandse multinationals enerzijds, en de winsten op basis van hun belastingaangifte anderzijds, en heeft getracht de verschillen tussen deze twee zoveel mogelijk te verklaren. Op basis van de belastingaangiften van de 108 multinationals met positieve winst kan onder redelijke aannames worden vastgesteld dat de gerapporteerde winst in Nederland 2,7 miljard euro aan deelnemingsresultaten bevat. Dit zijn winsten die dubbel worden geteld en daarom de totale winst van een multinational overschatten. Daarnaast kan op basis van jaarrapporten van deze bedrijven nog 6,5 miljard euro aan overschatte winst worden vastgesteld. Zonder correctie leidt het meenemen van deze winsten ook tot dubbeltellingen en daarmee tot een overschatting van de winst van een multinational.
Overschatting winst van 50%
Als deze effecten zouden worden vertaald naar een berekening van het effectieve belastingtarief, dan zou dat het volgende betekenen. Na correcties voor de bovengenoemde overschattingen waren er 12 multinationals met een negatieve winst. Bedrijven die geen winst maken zouden volgens de OESO-instructies niet worden meegenomen in het berekenen van het gemiddelde effectieve belastingtarief in een bepaald jaar. Voor de overige 96 ondernemingen komt Vijlbrief tot een winst in Nederland van 17,3 miljard euro (in plaats van de gerapporteerde 24,8 miljard euro, een overschatting van de winst van bijna 50%). Deze 96 bedrijven rapporteerden 2,7 miljard euro aan verschuldigde belasting (voor verrekeningen) in 2016. Het effectieve tarief na correcties zou hiermee op 15,6% komen.
Verliezen verrekend
De belastingdruk zoals die uit de OESO-statistieken herleidbaar is wordt ook vertekend door de mogelijkheid verliezen uit voorgaande jaren fiscaal te verrekenen. Als gevolg van verliesverrekening zullen bedrijven in 2016 niet over hun gehele gerapporteerde jaarwinst belasting betalen. Als rekening wordt gehouden met verrekenbare verliezen, zouden deze bedrijven op een gemiddeld effectief tarief van 21,7% uitkomen. Dit is lager dan het geldende Vpb-tarief van 25%. Dit verschil is verklaarbaar vanuit fiscale regelingen die de belastinggrondslag verkleinen ten opzichte van de winst die in jaarcijfers gerapporteerd wordt, zoals het deel van de grondslag dat in de innovatiebox valt en aftrekposten, waaronder de liquidatieverliesregeling.
Uitsplitsing naar landen
De OESO heeft vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht die in de meeste landen geldt zelf geen toegang tot landenrapporten van individuele bedrijven. Daarom heeft Nederland zelf de gegevens over Nederlandse multinationals voorbereid om te waarborgen dat geen herleidbare informatie over individuele belastingplichtigen prijsgegeven wordt. Idealiter was in de rapportage ook uitgesplitst per land waar Nederlandse multinationals winst maken en omzet realiseren. Omdat de OESO veel verschillende variabelen en uitsplitsingen vraagt, kunnen sommige cijfers, al dan niet in combinatie met andere cijfers in de OESO-database, zorgen voor herleidbaarheid naar een individuele multinational. De Belastingdienst baseert zich hiervoor op richtlijnen van het CBS. Dat heeft ertoe geleid dat Nederland de gegevens van Nederlandse multinationals in de OESO-database alleen kan uitsplitsen naar activiteiten in Nederland en de rest van de wereld in zijn totaliteit. De Verenigde Staten zijn bijvoorbeeld wel in staat om gegevens van multinationals te groeperen per individueel land, maar zij hebben circa 1100 rapporten ontvangen. Een grotere populatie maakt dat de herleidbaarheid naar individuele multinationals minder snel aan de orde is.
Download hier de brief van staatssecretaris Vijlbrief.
Geef een reactie