Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gaat zich niet uitspreken over al dan niet verkeerde advisering van twee agrariërs door Alfa. Het accountantskantoor doet met succes een beroep op het in de algemene voorwaarden bij de opdrachtbevestiging opgenomen vervalbeding. Als er wordt gereclameerd na de ontdekking van gebreken, dan is het aan die partij om te onderbouwen en zo nodig te bewijzen dat zij de gebreken waar zij zich op beroept redelijkerwijs niet eerder kon ontdekken. De agrariërs slagen daar niet in, oordeelt het hof.
Uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2021:505
Alfa verleende verschillende fiscale en accountancy-gerelateerde diensten aan de agrariërs, die echter niet alle rekeningen van het accountantskantoor op tijd betaalden. Daardoor stond nog voor tienduizenden euro’s aan declaraties open. Alfa adviseerde de agrariërs op een bepaald moment ook over een samenwerkingsverband met een ander agrarisch bedrijf. Ter aflossing van de openstaande declaraties zouden de twee een tweede hypotheek nemen.
‘Liquiditeitsproblemen door vormen maatschap’
Een andere adviseur stuurde Alfa echter op 3 december 2015 een mail waarin hij een aantal vragen formuleerde waarop hij antwoord wilde hebben voordat verder zou worden gegaan met de afwikkeling van de schuld. Bijna een jaar later – op 3 november 2016 – schreef de adviseur aan Alfa dat de agrariërs door het vormen van de maatschap in liquiditeitsproblemen waren gekomen en gedurende de samenwerking € 168.912,- zijn misgelopen als gevolg van (i) een te lage vergoeding in relatie tot de ontvangen melkprijs, (ii) uitbreiding van het melkquotum en (iii) de vergoeding voor lease van het melkquotum.
Alfa naar de rechter
Overleg tussen partijen bracht daarna geen oplossing, waarna Alfa naar de rechter stapte vanwege de openstaande vorderingen. Die werden toegewezen, de rechtbank veroordeelde de agrariërs om Alfa € 25.465,83 en € 28.389,83, vermeerderd met de wettelijke handelsrente. De vorderingen van de agrariërs, die erop waren gebaseerd dat Alfa op meerdere fronten toerekenbaar is tekortgeschoten en dat ze daardoor schade hebben geleden, werden afgewezen.
Hoger beroep: niet tijdig gereclameerd
De agrariërs gingen tegen dat oordeel in hoger beroep. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden concludeert echter dat er niet tijdig is gereclameerd en eventuele rechten daardoor zijn vervallen. Als – zoals hier – wordt gereclameerd na de ontdekking van de gestelde gebreken, dan moeten de agrariërs aantonen (onderbouwen en zo nodig bewijzen) dat zij die gebreken redelijkerwijs niet eerder konden ontdekken. In deze verplichting zijn zij tekortgeschoten, oordeelt het hof. In de algemene voorwaarden van de opdrachtbevestiging is – als uitzondering op de hoofdregel dat gereclameerd moet worden binnen 14 dagen na verzending van de stukken of informatie waarop de reclame betrekking heeft- geregeld dat een reclame over een gebrek kenbaar moet worden gemaakt binnen 14 dagen na de ontdekking van het gebrek, indien opdrachtgever aantoont dat hij het gebrek redelijkerwijs niet eerder kon ontdekken. Het is dus aan de agrariërs om te onderbouwen en zo nodig te bewijzen dat zij de gebreken waar zij zich op beroepen redelijkerwijs niet eerder dan eind 2015 konden ontdekken. Dat hebben zij niet gedaan.
Gat tussen tekortkomingen en reclame
Voor alle verwijten geldt dat de agrariërs moeten onderbouwen dat zij de gebreken waar deze verwijten op zien redelijkerwijs niet eerder konden ontdekken dan in december 2015. Een dergelijke onderbouwing ontbreekt echter, constateert het hof. Met name tussen de gestelde tekortkomingen uit 2009 en 2010 en de reclame eind 2015 zit een onverklaard gat van jaren. De agrariërs kunnen er wat dat aangaat niet mee volstaan zich erop te beroepen dat zij ‘als eenvoudige agrariërs’ niet de kennis of kunde hadden om de dienstverlening van Alfa te beoordelen. Ook als dat waar is, dan nog hebben zij niet uitgelegd waarom zij tot 2014 hebben gewacht met het inschakelen van een adviseur die wel over die kennis beschikt en waarom die adviseur tot 3 december 2015 gewacht heeft om contact met Alfa op te nemen. De agrariërs hebben in het licht van het verweer van Alfa c.s. op dit punt onvoldoende onderbouwd dat de adviseur de gebreken pas kort daarvoor had ontdekt. De enkele stelling van de agrariërs dat de adviseur “direct” na de ontdekking contact heeft opgenomen met Alfa, is onvoldoende gespecificeerd. Los daarvan hebben de agrariërs niet toegelicht waarom de adviseur, als hij inderdaad kort voor 3 december 2015 de gebreken heeft ontdekt, de gebreken redelijkerwijs niet eerder heeft kunnen ontdekken. De adviseur was immers al in 2014 door hen ingeschakeld. Gelet op het tijdverloop en de aard van de klachten mag die uitleg wel van hen worden verlangd. Ook indien de adviseur op 3 december 2015 namens de agrariërs heeft gereclameerd – uit de verdere beoordeling van het hof zal blijken dat dit niet het geval is – hebben de agrariërs niet aangetoond dat zij de gebreken redelijkerwijs niet eerder konden ontdekken. Dat betekent dat zij ook in dat geval te laat hebben gereclameerd.
Het hof verklaart de agrariërs daarom niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen het vonnis van
JHD zegt
Alfa heeft kernwaarden geformuleerd waar zij zich niet aan houden.
-Wij behandelen onze klanten zoals wij zelf ook graag behandeld willen worden.
-Wij zijn eerlijk, open en oprecht in onze communicatie naar klanten.
Deze kernwaarden blijken in de praktijk niet veel voor te stellen.