Bij accountantsorganisaties die minder dan 15 wettelijke controles per jaar verrichten is de kans significant groter dat de kwaliteit daarvan tekortschiet. Ook de hoogte van de omzet van de accountantsorganisatie en de vergoeding per controle zijn van invloed op de kwaliteit. Dat blijkt uit een data-analyse van de AFM om risico’s bij niet-oob-accountantsorganisaties in kaart te brengen. Minister Hoekstra van Financiën vindt het echter te vroeg voor invoering van het vliegurencriterium.
Kamerbrief minister: geen vliegurencriterium
Minister Hoekstra stuurt de data-analyse van de AFM mee met een brief aan de Tweede Kamer. Daarin laat hij onder anderen weten geen minimumaantal wettelijke controles per jaar te willen instellen, het vliegurencriterium. Mochten andere initiatieven voor kwaliteitsverbetering te weinig opleveren, dan kan dit alsnog worden heroverwogen. Hoekstra gaat in de brief ook in op de intensivering van het toezicht op de oob’s.
Drie kenmerken onderscheidend bij negatieve toetsingsuitkomst
Drie kenmerken blijken onderscheidend voor de kans op een negatieve toetsing door de NBA en de SRA, meldt de toezichthouder in de data-analyse van de niet-oob’s. Bij accountantsorganisaties die minder dan 15 wettelijke controles per jaar uitvoeren is de kans hierop circa twee keer zo groot. Ook als organisaties een lagere jaaromzet hebben dan €1,5 miljoen of een gemiddelde vergoeding per controle rekenen die lager is dan €16.000, is die kans groter.
Marktaandeel niet-OOB-accountantsorganisaties
Ongeveer 4% van alle wettelijke controles wordt uitgevoerd door niet-OOB-accountantsorganisaties die minder dan 15 wettelijke controles per jaar verrichten. Ze halen hier 7% van hun omzet uit. Zij vormen 42% van het totaal vergunninghouders voor het uitvoeren van een wettelijke controle, becijfert de AFM.
Hoekstra: op dit moment geen vliegurencriterium
Minister Hoekstra schrijft dat hij verwacht dat de al eerder aankondigde maatregelen om de kwaliteit van de wettelijke controles te vergroten en het verstevigde toezicht leidt tot een hoger niveau van kwaliteit van de sector. ‘Ik wil daarom eerst de effecten van deze wijzigingen kunnen beoordelen, alvorens stevig in te grijpen in de markt met een aanvullend instrument als het vliegurencriterium. Ook wil ik de sector de gelegenheid geven om zich aan te passen aan de nieuwe situatie. Ik vind het, gelet op de stevige impact voor een groot aantal vergunningshouders, niet proportioneel om in dit stadium te kiezen voor de invoering van een vliegurencriterium waarmee tientallen accountantsorganisaties hun vergunning zouden verliezen.
Niettemin wil ik de komende tijd nauwkeurig het verband blijven volgen tussen het aantal wettelijke controles dat jaarlijks door een accountantsorganisatie wordt verricht en de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordelingen van die organisatie. Ik heb de AFM dan ook gevraagd om opnieuw een onderzoek naar dat verband te verrichten wanneer de AFM haar nieuwe, uitgebreide toezichttaak heeft opgepakt en over voldoende nieuwe informatie beschikt die nodig is voor de analyse. Indien uit die analyse blijkt dat een vliegurencriterium vanuit kwaliteitsoogpunt toch wenselijk is, ligt het vliegurencriterium wat mij betreft opnieuw als optie op tafel.’
Intensivering toezicht
‘In overeenstemming met het advies van de Cta en de MCA, staat het kabinet welwillend tegenover een intensivering van het toezicht op oob-accountantsorganisaties’, schrijft de minister verder. ‘Ik heb met de AFM gesproken over welke mate van intensivering haalbaar is, welke randvoorwaarden daarvoor nodig zijn en op welke termijn.
De intensivering van het toezicht door de AFM op oob-accountantsorganisaties kan bestaan uit (een combinatie van) een hogere frequentie van onderzoeken, meer onderzochte controles betrekken in deze onderzoeken en meer diepgang van thematisch onderzoek. De primaire focus van de AFM zal liggen op het verhogen van de frequentie van het aantal onderzoeken bij oob-accountantsorganisaties. Daarnaast zal de AFM beperkt thematische onderzoeken uit gaan voeren, waarmee meer inzicht in specifieke onderwerpen kan worden verkregen. De uiteindelijke afweging wat in welke mate wordt geïntensiveerd is uiteraard aan de AFM als onafhankelijke toezichthouder die haar toezicht risicogestuurd inricht.
De intensivering van het toezicht op oob-accountantsorganisaties start op 1 januari 2022 en heeft een ingroeipad van drie jaar. De maximale kostentoename is € 0,6 mln. in 2022, tot maximaal € 2,4 mln. in 2024. Om de AFM in staat te stellen deze intensivering door te voeren zal het kostenkader 2021-2024, zoals reeds aangekondigd in de aanbiedingsbrief bij het kostenkader, met deze bedragen worden verhoogd.’
Karel van der Pol zegt
Begint al goed. AFM is tegen kleine kantoren zonder dat ze de daadwerkelijk kwaliteit kennen. Duidelijk is dat de AFM net zo lang zijn best gaat doen om alle kleine kantoren de das om te doen. Ik hoop dat het SRA hiertegen stevig in verweer gaat net als de NBA.
Daarnaast kunnen steeds minder bedrijven aan een controlerende accountant komen. Illustratief is het feit dat 12 beursgenoteerden al geen controlerend accountant kunnen aantrekken. Dit aantal is vele malen groter onder het controleplichtige MKB.
De AFM zal zeker slagen in het naar beneden brengen van het aantal controlerende accountants(kantoren) waardoor meer MKB bedrijven een economisch delict zullen plegen. Maar daar geeft de AFM helemaal niets om. Zij beseffen nog geen eens waar ze mee bezig zijn.
Jammer dat ze nu al stemming maken.
G Timmerman zegt
Hoe je ook over de AFM denkt, ze hebben hier de schijn een keertje mee. Of de accountants tegen. Zowel statistisch als logischerwijze. De KANS dat een kleine(re) organisatie steken laat vallen is groter omdat de organisatie kleiner is en de beloning ook. Wat niet in dit verhaal past: laat ik nou net in de kranten gelezen hebben dat de accountants zich als haaien gedragen door het bedrijfsleven af te maken met hun giga declaraties voor allerlei onbenullige werkjes zoals een NOW verklaring? Wie het weet mag het zeggen.
Johan Peters zegt
Het model van de AFM kan niet kloppen op basis van hun eigen bevindingen tijdens kwaliteitsreviews. In de afgelopen jaren is vrijwel geen enkele grote of zeer grote accountantsorganisatie zonder kleerscheuren door de toetsingen gekomen. De OOB kantoren werden telkens met dikke onvoldoendes beoordeeld. Hoezo zouden kleinere kantoren dan een grotere kans op kwaliteitsproblemen hebben? Nog groter dan tot 100% tenderende scores in het OOB segment? Let wel: ik wil niet deze OOB kantoren nawijzen (ik weet hoe hard ze zich inspannen) maar elke negatieve conclusie gebaseerd op veronderstelde te geringe omvang van een kantoor is dus domweg feitelijk onjuist. Ongeacht de uitkomst van het statistische model. Er is een fraai Amerikaans gezegde: There are three kinds of lies: lies, damned lies and statistics. Wie houdt er eigenlijk toezicht op de toezichthouder?