Een vrouw die samen met haar ex eigenaar was van een BV, kan na de scheiding geen aanspraak meer maken op de helft van het afgekochte gezamenlijke pensioenvermogen. Dat oordeelt het gerechtshof. Eventuele gelijke verdeling had ten tijde van de afkoop besproken moeten worden.
Een echtpaar is in 1991 getrouwd op huwelijkse voorwaarden. Ze hebben beiden de helft van de aandelen in een BV, waar ze ook werken. Ze hebben allebei pensioen in eigen beheer opgebouwd. De belastingadviseur wijst de twee in 2016 op de komende uitfasering van het dga-pensioen in eigen beheer: afkoop, omzetten of premievrij voortzetten zijn de opties en afstemming met de partner speelt een belangrijke rol, aldus de informatie van de adviseur.
‘Fijn dat het is afgewikkeld’
Halverwege 2017 gaat het paar uit elkaar. Ze houden per 1 juli de financiën gescheiden. In december worden de bij de BV opgebouwde pensioenrechten afgekocht: de man ontvangt bruto € 237.195,05, de vrouw krijgt € 50.382,77. Bijna een jaar later meldt de vrouw aan haar aanstaande ex: ‘Ik heb gezien dat de pensioenverplichtingen per 31-12-2017 op nul staan. Fijn dat dat is afgewikkeld. Dat scheelt weer bij de scheiding. De pensioenverplichtingen staan daaraan niet meer in de weg.’ Daarna komt het verzoekschrift voor de echtscheiding, die in mei 2019 wordt uitgesproken.
Rechter geeft vrouw gelijk
Maar de vrouw stapt wel naar de rechter: ze eist alsnog een deel van het pensioen van haar ex. De totale afkoopsom van ruim € 287.000 moet onder de twee worden verdeeld, is haar mening. En die wordt gedeeld door de rechter. Dat vindt de man niet acceptabel: hij gaat in hoger beroep.
Toestemming partner belangrijk
Het hof overweegt dat pensioenaanspraken die door een directeur-grootaandeelhouder in eigen beheer zijn opgebouwd onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) vallen. Bij de uitfasering van het pensioen in eigen beheer gold dat afkoop of omzetting uitsluitend mogelijk was met schriftelijke toestemming van de partner. ‘Zodra een pensioen wordt afgekocht, is er geen pensioen meer dat onder de Wsvp valt.’ In deze zaak is het pensioen door beide (toen nog) partners met wederzijdse instemming afgekocht. ‘Het gevolg hiervan is dat er op het moment van ontbinding van het huwelijk geen pensioen (meer) aanwezig was in de zin van de Wvps. Er kan dan ook geen sprake zijn van verrekening van pensioen op grond van de Wvps.’
Vrouw stuurde zelf aan op afkoop
De vrouw had op het moment dat ze de overeenkomst tot afkoop tekende over compensatie moeten beginnen, oordeelt het hof. ‘Zij heeft dit toen niet gedaan. De vrouw heeft verder geen relevante feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven van het wettelijk systeem af te wijken. Uit de stukken blijkt dat de vrouw heeft aangestuurd op afkoop van het door haar in eigen beheer opgebouwde pensioen, omdat dit volgens de accountant fiscale voordelen had.’ De vrouw had bijstand van een eigen adviseur, zodat zij wist wat de gevolgen van afkoop waren. Of er sprake was van gemeenschap van goederen of niet, doet bij deze kwestie niet ter zake: ‘Ook de stelling van de vrouw dat zij hebben geleefd als waren ze in gemeenschap van goederen getrouwd, ook al zou dit juist zijn, kan niet tot een verdeling bij helfte van de afgekochte pensioenrechten leiden.’
De vrouw moet het bedrag dat zij van haar ex heef gekregen, weer terugbetalen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 9 maart 2021
____________________________________________________________________________________________________________
Interessante pensioenartikelen en -cursussen op www.pensioenvanmorgen.nl
Geef een reactie