De overstap begin vorig jaar van toenmalig accountant Pieter Veuger van PwC naar de Volksbank pakt steeds slechter voor hem uit. Veuger had toch geen arbeidsovereenkomst bij de bank en heeft dus ook geen recht op een transitievergoeding en een billijke vergoeding, oordeelt de rechtbank Midden-Nederland in een bodemprocedure. Ook een door Veuger gevorderde schadevergoeding van ruim €2,8 miljoen vanwege onrechtmatige opzegging van zijn overeenkomst van opdracht wordt niet toegewezen. De oud-PwC’er heeft volgens de rechter namelijk zijn eigen positie ondergraven.
Overstap van PwC naar Volksbank
Veuger was tot eind 2019 partner bij PwC en stapte per januari 2020 over naar de Volksbank, het moederbedrijf van SNS, ASN Bank, RegioBank en BLG Wonen. De bank werd achter de schermen op dat moment geplaagd door verschillende bestuurlijke perikelen. Bij de presentatie van de halfjaarcijfers medio augustus van dat jaar werd Veugers vertrek alweer aangekondigd, nadat er onenigheid was ontstaan binnen de directie. Daarna ontstond een geschil tussen de Volksbank en Veuger over zijn ontslag. De oud-accountant meldde zich kort voordat zijn ontslagprocedure werd ingezet ziek.
Kort geding: arbeidsovereenkomst
In kort geding bepaalde het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in juni van dit jaar nog dat de overeenkomst van Veuger en de Volksbank als arbeidsovereenkomst is te kwalificeren. Daardoor kon Veuger zich op het opzegverbod tijdens ziekte beroepen en moest de Volksbank zijn salaris voorlopig door blijven betalen. Volgens de wettelijke bepalingen die gelden voor een beursgenoteerde vennootschap kan de verhouding tussen een bestuurder en een vennootschap niet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. De Volksbank is echter geen beursgenoteerde vennootschap. Het hof vond daarom dat deze bepalingen niet gelden voor deze situatie en oordeelde dat wel sprake is van een arbeidsovereenkomst, omdat de verhouding tussen de Volksbank en Veuger alle kenmerken daarvan heeft. De rechtbank had eerder juist beslist dat Veuger ondanks zijn ziekmelding terecht was ontslagen. Het oordeel van het Hof was voorlopig, aangezien het om een kort geding ging.
Bodemprocedure: toch geen arbeidsovereenkomst
In de bodemprocedure die Veuger aanspande oordeelt de rechtbank Midden-Nederland nu dus weer anders. Er was toch geen sprake van een arbeidsovereenkomst tussen beide partijen. Daarbij wordt onder meer overwogen dat Veuger toen hij solliciteerde als partner en registeraccountant was verbonden aan een gerenommeerd accountants- en belastingadviesbedrijf en de banksector als consultant goed kende. Hij wist dat de Volksbank met haar nieuwe functie een overeenkomst van opdracht wilde aangaan en moet zich volgens de rechter hebben gerealiseerd dat dit betekende dat hij niet op basis van een arbeidsovereenkomst zou werken. Voordat in augustus 2020 zijn ontslag als bestuurder in de lucht hing stelde Veuger daar ook nooit vragen bij. De toenmalige accountant heeft zich gedetailleerd in het hem toegezonden concept van de overeenkomst van opdracht verdiept en zich daarover met de HR-directeur van de bank verstaan. In dat verband is hem erop gewezen dat de bank eraan hechtte dat de rechtspositie van Veuger zoveel mogelijk gelijk zou zijn aan die van de andere directieleden, die op basis van eenzelfde soort overeenkomst voor de bank werkzaam zijn. Veuger kende bovendien de positie van de Volksbank als staatsbank en was op de hoogte van het streven om de bank binnen afzienbare tijd terug naar de beurs te brengen, in welke situatie de gesloten overeenkomst ingevolge artikel 2:132 lid 3 BW geen arbeidsovereenkomst kon zijn.
Omdat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst heeft Veuger ook geen recht op de door hem gevorderde transitievergoeding van € 9.659,30 bruto, beëindigingsvergoeding van € 17.022,05 bruto en een billijke vergoeding van € 2.500.000,– bruto.
Schadevergoeding
In het geval de rechter zou oordelen dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst verzocht Veuger om een vergoeding van € 2.834.250,– bruto. Daarbij voerde hij aan dat de Volksbank de overeenkomst van opdracht schadeplichtig heeft opgezegd en onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, – kort gezegd – omdat de bank hem met een duidelijke opdracht heeft binnengehaald, maar hem niet in staat heeft gesteld die opdracht uit te voeren en hem, ook publiekelijk, hard heeft laten vallen toen bleek dat er binnen de bank onvoldoende draagvlak was voor een verbetering van de board dynamics en er weerstand bleek te bestaan tegen meer openheid en transparantie.
De rechter oordeelt echter dat ook van een schadevergoeding geen sprake kan zijn en overweegt daarbij onder meer:
Tussen partijen is niet in geschil dat, binnen korte tijd na het aantreden van Veuger per 1 januari 2020, een zodanige vertrouwenscrisis tussen hem en andere directieleden, en tussen hem en de raad van commissarissen, is ontstaan dat hij zijn functie niet langer kon uitoefenen. Veuger heeft dat eind juli 2020 ook zelf onder ogen gezien, toen hij de raad van commissarissen verzocht om de – ook volgens hem onontbeerlijke – steun van de raad. Die steun heeft hij niet gekregen, omdat de raad zich in samenspraak met toezicht- en aandeelhouders op de ontstane situatie wenste te beraden. Dat beraad heeft ertoe geleid dat in augustus 2020 de procedure tot zijn ontslag als bestuurder in gang is gezet. Het gaat daarom bij de beoordeling van de schadeclaim van Veuger niet om de vraag of de rechtsverhouding tussen hem en de Volksbank in stand kon blijven, maar om die naar de verwijtbaarheid – over en weer – in de periode waarin de onderlinge verhoudingen zijn verslechterd. Dat Veuger, zoals hij stelt, door de bank voornamelijk is binnengehaald om tegenwicht te bieden aan een andere bestuurder, is uit hetgeen partijen hebben aangevoerd over de gevoerde gesprekken in de selectieprocedure en bij de kennismaking, niet komen vast te staan. Veuger ziet eraan voorbij dat van hem – daarnaast, en (gezien de al langer bestaande samenwerkingsproblemen in de top van de bank) naar moet worden aangenomen: bovenal – een constructieve opstelling en een verbindende rol werden verwacht. Juist in een situatie die Veuger – naar hij wist – binnen de directie zou aantreffen, en die hij als het spreekwoordelijke wespennest schetst, komt het er op aan om, zeker als bestuurlijke nieuwkomer, de tijd te nemen om de kat uit de boom te kijken en te investeren in de onderlinge samenwerkingsrelatie. Van hem mocht, gezien zijn statuur (ook al had hij geen ervaring als directeur/bestuurder in een financiële instelling als De Volksbank), verwacht worden dat hij zich van de delicate omstandigheden waaronder hij kwam te werken bewust was en zich daarnaar richtte. De directie was in die zin evenzeer een porseleinkast als een wespennest.
Pesterijen
Dat Veuger al kort na zijn aantreden de Chief Risk Officer, naar naderhand bleek onterecht, beschuldigde van moedwillige onvolkomenheden, heeft tussen beiden al direct de toon gezet, constateert de rechtbank. Dat de Chief Risk Officer hierop met herhaalde pesterijen jegens Veuger heeft gereageerd, is niet gebleken, al zal er van enige animositeit sprake zijn geweest. De poging van de raad van commissarissen, medio februari 2020, om Veuger ervan te doordringen dat hij de tijd moest nemen om in zijn nieuwe rol te groeien, heeft hem niet tot meer prudentie aangezet.
Naar ministerie gestapt
Een externe melding die Veuger bij het ministerie van Financiën deed over een intern rapport bij de Volksbank dat in de maak was leidde vervolgens tot een verdere escalatie, constateert de rechter verder onder meer. Veuger had zorgen dat er integriteitskwesties uit het rapport zouden worden gehouden. Dat hem geen andere weg restte dan een externe melding te doen, heeft Veuger volgens de rechter echter niet aannemelijk gemaakt en ook van een doofpot is niet gebleken. ‘Hij wist, en moet er rekening mee hebben gehouden, dat de premature externe melding aan het ministerie tot zijn ondergang als [functie] zou kunnen leiden indien die melding binnen de bank bekend zou worden’, constateert de rechtbank. Dat dit laatste gebeurde was volgens de rechter welhaast onvermijdelijk, nu het vanzelf sprak dat het ministerie zich over de melding zou verstaan met de Volksbank, en deze met de raad van commissarissen. Veuger heeft zo zijn eigen positie ondergraven, oordeelt de rechtbank. Zijn verzoeken worden dan ook afgewezen.
Lees ook:
Oud-accountant Veuger schikt met Volksbank
Oud-accountant Veuger opnieuw naar rechter om Volksbank
Rapport naar ‘verziekte’ cultuur steunt oud-accountant Veuger niet
Geef een reactie