Als iemand wil doneren aan een instelling die in het buitenland is gevestigd moet die instelling wel een ANBI-status hebben en voldoen aan de voorwaarden om voor giftenaftrek in aanmerking te komen, oordeelt hof Amsterdam.
Een man maakt bezwaar tegen de aan hem opgelegde aanslag IB/PVV 2020. Zijn bezwaar richt zich op de aftrek van giften aan buitenlandse instellingen. Deze giften heeft hij in zijn aangifte nog niet in aftrek gebracht. De man voert voor rechtbank Gelderland aan dat de buitenlandse instellingen waaraan hij de giften heeft gedaan door de bevoegde buitenlandse belastingautoriteiten naar buitenlandse maatstaven zijn erkend als algemeen nut beogend.
Verder voldoen die buitenlandse instellingen ook aan de Nederlandse materiële voorwaarden om een ANBI-status te verkrijgen. Dat zij geen ANBI- status hebben (aangevraagd), kan geen grond zijn om de aftrek te weigeren, stelt hij. Vanwege de bewerkelijkheid van het traject, kan van buitenlandse instellingen namelijk niet in redelijkheid worden verlangd dat zij in Nederland een ANBI-status aanvragen. Daarom is volgens de man sprake van strijdigheid met de vrijheid van kapitaal.
De inspecteur stelt tegen het standpunt van de man dat de giften niet aftrekbaar zijn, omdat de buitenlandse instellingen geen ANBI-status hebben. Van strijdigheid met het vrije verkeer van kapitaal is volgens hem geen sprake, omdat de Nederlandse wetgeving geen onderscheid maakt tussen giften aan binnenlandse en buitenlandse instellingen met een ANBI-status.
Arrest Persche
Het arrest Persche waar de man naar verwijst is niet van toepassing omdat dat arrest handelde over een geval waarin een lidstaat de giftenaftrek had geweigerd op de grond dat de betrokken instelling in een ander land was gevestigd. Dat is hier anders: de giften komen niet voor aftrek in aanmerking, omdat de instellingen geen ANBI-status hebben. Zij kunnen deze status wel verkrijgen, zo stelt de inspecteur, mits zij een aanvraag doen en als zij dan aannemelijk maken dat zij aan de voorwaarden voldoen.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur de giftenaftrek terecht heeft geweigerd. De Nederlandse giftenaftrek maakt, anders dan in het arrest Persche aan de orde was, geen onderscheid tussen giften aan binnenlandse en buitenlandse instellingen. In beide gevallen is vereist dat de instelling volgens de Nederlandse wetgeving als een ANBI wordt aangemerkt. Elke instelling kan een verzoek indienen om als zodanig te worden aangemerkt, ongeacht haar vestigingsplaats. In zoverre worden giften aan binnenlandse en buitenlandse instellingen gelijk behandeld. Van een belemmering van het vrije kapitaalverkeer is volgens de rechtbank geen sprake.
Onredelijk bezwarend
De rechtbank stelt dat de man niet onderbouwd heeft dat het voor een buitenlandse instelling moeilijker is om de ANBI-status te krijgen. Hij heeft daarbij niet aannemelijk gemaakt dat de ANBI-eis bij een grensoverschrijdende gift in feite de vrijheid van kapitaalverkeer belemmerd.
De man vindt dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld dat de giften niet aftrekbaar zijn, omdat de buitenlandse instellingen niet op de voet van artikel 5b, zesde lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) door de inspecteur zijn aangemerkt als algemeen nut beogende instelling (ANBI). De man vindt het ook niet terecht dat de rechtbank niet is toegekomen aan de vraag of een niet in aftrek toestaan van de giften in overeenstemming is met het Unierechtelijke evenredigheids- en doeltreffendheidsbeginsel. De eis om een ANBI-status aan te vragen vindt de man ‘onredelijk bezwarend’.
In hoger beroep voor hof Amsterdam is het oordeel hetzelfde als voor de rechtbank Gelderland. Door de buitenlandse instellingen is niet voldaan aan de Nederlandse voorwaarden voor giftenaftrek. Het hof overweegt dat zowel in Nederland als in andere EU-lidstaten gevestigde algemeen nut beogende instellingen aan de inspecteur kunnen vragen om op de voet van artikel 5b, zesde lid, AWR als ANBI te worden aangemerkt. Het niet verlenen van giftenaftrek vormt geen juridische belemmering van artikel 63, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (vrijheid van kapitaalverkeer). Het hof oordeelt dat het EU-rechtelijke evenredigheids- en doeltreffendheidsbeginsel in dit geval niet zijn geschonden.
Gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2024:1296
Geef een reactie